...
Eetstoornissen treden vaak op de voorgrond naar aanleiding van een voedingsdieet. Een studie in Pediatrics uit 2003 kwam tot de conclusie dat jongeren die regelmatig een voedingsdieet opstarten, twaalf maal meer kans hebben op het ontwikkelen van boulimie. Dit werd achteraf door andere publicaties bevestigd. Voedingsdiëten zijn uiteraard niet de enige oorzaak van eetstoornissen, maar ze effenen wel het pad dat ernaartoe leidt, en voorspellen het optreden van pathologische gedragingen.Een Canadese studie uit 2004 geeft aan dat 24,5% van de jongens en 30% van de meisjes op de leeftijd van 10 tot 14 jaar zichzelf een voedingsdieet opleggen ondanks een normaal lichaamsgewicht. Statistisch hebben deze jongeren een verhoogd risico op het ontwikkelen van anorexia nervosa, boulimie of een andere eetstoornis.Eetstoornissen komen hoofdzakelijk bij vrouwen voor. Men schat dat ze klassiek negen vrouwen voor één man treffen. "Dat klopt in het geval van anorexia nervosa", zegt dr. Yves Simon, hoofd van het centrum voor eetstoornissen verbonden aan het Centre Hospitalier le Domaine in Eigenbrakel. "Maar intussen ziet men ook dat steeds meer jongens er mager bij lopen, omdat ze obsessioneel sporten. Ze hebben ook vaker eetbuien dan vroeger."De vijfde editie van de DSM, die werd gepubliceerd in 2013, schuift een gewijzigde classificatie van de eetstoornissen naar voren. Er wordt bijvoorbeeld een nieuwe categorie stoornissen onderscheiden, onder de naam vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis ( Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder, ARFID). Het verschil met anorexia nervosa is dat de patiënt zich niet ziekelijk bekommert om zijn lichaamsbeeld. ARFID omvat drie subtypes: een kleine eetlust en een gebrek aan belangstelling voor voedsel; een overgevoeligheid voor de smaak van sommige voedingsmiddelen of zelfs een afkeer ervan; angst voor de nare gevolgen van de voedselinname, zoals braken.De DSM-5 onderscheidt restrictieve eetstoornissen, eetbuistoornissen en 'eetstoornissen niet anders omschreven'. Dat laatste begrip is door het invoeren van ARFID veel enger geworden. Luidens de DSM-4 kon men pas van boulimie spreken als er wekelijks twee eetbuien met compensatoir gedrag optraden. Voortaan volstaat één episode. Zo ook betreft anorexia nervosa niet meer uitsluitend personen met een veel te lage BMI, maar ook mensen die voordien overgewicht of obesitas hadden en naar een normale BMI wegzakten na een aanzienlijk gewichtsverlies.Restrictieve eetstoornissen zijn anorexia nervosa en ARFID. Ook eetbuistoornissen omvatten twee categorieën. Men onderscheidt stoornissen met eetbuien zonder meer. Maar als de eetbuien gepaard gaan met maatregelen om het lichaamsgewicht te handhaven (braken, obsessioneel sporten, gebruik van laxantia), diagnosticeert men boulimie."De classificatie van de DSM-5 vertoont heel wat methodologische gebreken, waarop scherpe kritiek gekomen is", onderstreept Yves Simon. "In België heeft de Hoge Gezondheidsraad aanbevelingen voor het gebruik van die classificatie uitgevaardigd. De Hoge Gezondheidsraad waarschuwt voor stigmatisering. De huidige behandeling van eetstoornissen berust immers niet alleen op de diagnose, maar ook op gedragsmatige en cognitieve dimensies, alsook op de klachten en verwachtingen van de patiënt in verband met het leven van alledag."Een jongere met anorexia nervosa beperkt zijn voedselinname, uit angst of weigering om een lichaamsgewicht te handhaven dat normaal is voor zijn leeftijd en lichaamslengte. "Momenteel zijn er culturele elementen die meespelen", zegt dr. Simon. "Sommige praktijken die hoog in het vaandel worden gedragen, monden soms uit in eetstoornissen. Meer en meer jongeren worden vegetariër of veganist."Boulimie gaat gepaard met episoden van overeten, gevolgd door maatregelen om gewichtstoename te vermijden. Tijdens een crisis eet de persoon op compulsieve wijze alles wat hij doorgaans vermijdt, soms zonder het voedsel op welke manier dan ook te bereiden of te koken. Soms wordt de eetbui voorbereid, door de eetwaren klaar te zetten. Na enkele uren tomeloos eten, laat de patiënt zichzelf braken of sport hij aan een buitensporig ritme. Soms neemt hij/zij laxantia of begint extreem te vasten. Dankzij deze compensatoire maatregelen blijft het lichaamsgewicht ongeveer constant. Daardoor kan boulimie jarenlang onopgemerkt blijven, zolang de persoon zich aan het zicht van anderen onttrekt. In tegenstelling tot wat men ziet bij anorexia blijft het sociale, familiale en professionele leven gespaard. Maar een episode van boulimie veroorzaakt wel gevoelens van schaamte, schuld, afkeer voor de eigen persoon en een diepe eenzaamheid.Problematisch eetgedrag kan zich voordoen bij andere psychiatrische aandoeningen, zoals angst, depressie en de borderlinepersoonlijkheid, naast alcohol- en drugsverslaving. Hierbij is een specifieke behandeling nodig."We zien ook vaak zelfverminking bij jonge vrouwen met eetstoornissen", vertelt Yves Simon. "Daarmee reageren ze hun spanning en angst af." Suïcidaal gedrag is niet uitzonderlijk, in het bijzonder bij anorexia nervosa op volwassen leeftijd.De etiologie van eetstoornissen blijft moeilijk te ontrafelen. Het precieze ontstaansmechanisme varieert van de ene persoon tot de andere. Er zijn duidelijk verschillende factoren in het spel: genetische en epigenetische, psychologische (spot, stalking, verbaal of lichamelijk geweld), culturele, sociale en familiale factoren. Anorexia nervosa wordt momenteel toegeschreven aan een samenspel van psychiatrische, metabole en immunologische factoren. Onderzoek heeft ook aandacht voor bepaalde cognitieve gedragspatronen. Tegelijk heeft wetenschappelijk onderzoek interesse voor de rol van het microbioom in de darm. Daarentegen zijn theorieën over relaties in het vroege leven of specifieke omgangsvormen binnen het gezin grotendeels verlaten. Ze betreffen slechts een klein aantal patiënten.Yves Simon trekt conclusies uit het complexe beeld dat door onderzoeksresultaten wordt uitgetekend. Hij is van oordeel dat de arts bij het instellen van een psychotherapie ieder vooroordeel over de oorzaken van eetstoornissen moet loslaten, zeker als het familiale factoren betreft. Men moet uiteraard niet blind zijn voor gebeurtenissen en situaties waarbij de patiënt in het dagelijkse leven betrokken is. Maar het gezin en de familie moeten bij de behandeling betrokken worden als partners en niet als 'een probleem'.