...

Een van de klokkenluiders was kinderneuroloog Tamara Pringsheim, verbonden aan de universiteit van Calgary (2). Sinds oktober 2020 zag ze in het ziekenhuis waar ze werkt steeds vaker adolescenten toestromen op de spoeddienst of een urgente raadpleging, met een snel opgetreden tableau van complexe tics. Het tableau had zich over een tijdspanne van uren of dagen ingesteld. In 70% van de gevallen had de patiënt(e) voordien geen tics. Een minderheid van de jongeren had een voorgeschiedenis van lichte, enkelvoudige tics, zoals met de ogen knipperen. De nieuw ontstane tics konden zo invaliderend zijn dat de jongere in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Uit contact tussen prof. Pringsheim en haar collega's bleek dat het probleem zich wereldwijd voordeed. Complexe tics zijn beschreven bij het syndroom van Gilles de la Tourette. Bij de jongeren voor het eerst tics vertonen, zijn er echter opmerkelijke verschillen met dat syndroom. Zo verschijnt het Tourette-syndroom meestal rond de leeftijd van zes jaar, niet tijdens de adolescentie. Ook de sekseratio is treffend: komt Tourette drie- tot viermaal meer voor bij jongens dan bij meisjes, dan moet men hier vaststellen dat een meerderheid van de patiënten meisjes en jonge vrouwen zijn. Bij het syndroom van Gilles de la Tourette ziet men aanvankelijk meestal enkelvoudige tics. Complexe motorische en vocale tics ontwikkelen zich over een periode van jaren. De vocale tics beperken zich meestal tot snuiven, hoesten of gekreun. In het 'nieuwe' ziektebeeld zijn de tics onmiddellijk complex. Ze gaan gepaard met grote bewegingen waarbij de patiënt(e) soms zichzelf verwondt. Er zijn vocale tics waarbij losse woorden worden herhaald. Coprolalie - een symptoom van het Tourette-syndroom dat iedereen kent, maar bij Tourette eigenlijk zeldzaam is - komt bij de nieuwe patiënten frequent voor, zo meldt prof. Pringsheim. Terwijl Tourette-tics doorgaans voorafgegaan worden door een onaangenaam gevoel en enige tijd kunnen worden onderdrukt, ziet men deze aspecten slechts bij de helft van de patiënten uit de recente golf. Evenzeer belangrijk is de co-morbide context: relatief veel jongeren met nieuwe tics hebben angst en/of depressie, terwijl co-morbide aandoeningen bij het Tourette-syndroom vooral ADHD en obsessioneel-compulsieve stoornis zijn. Prof. Pringsheim deed een eigenaardige vaststelling: in één maand tijd zag ze zes patiënten die tijdens hun vocale tics hetzelfde laagfrequente woord uitspraken. In de 20 jaar die daaraan voorafgingen, had ze dat woord niet één keer gehoord. Wat volgt is een teken des tijds. Omdat Tamara Pringsheim begon te denken aan beïnvloeding via een netwerk, bezocht ze YouTube. Haar tienerdochter verwees echter naar TikTok, een sociaal netwerk waarvan het aantal gebruikers in de voorbije paar jaar exponentieel toegenomen is. Prof. Pringsheim vond er honderden video's over tics, die soms al miljoenen keren bekeken waren. Ze wijst op de echofenomenen die men ziet bij patiënten met tics: als ze in aanwezigheid zijn van andere personen met tics, gaan ze die kopiëren. Naar aanleiding van dit soort berichten hebben verschillende experts of expertgroepen een rapport gepubliceerd, om de situatie toe te lichten (3),(4),(5). Ze geven aan dat het hoger beschreven syndroom niet 'nieuw' is, maar wegens een snel toenemende incidentie plots aandacht krijgt. Uiteenlopende benamingen worden ervoor gebruikt, zoals functional neurological disorder, functional movement disorder of functionele tics. De tics bij deze aandoening zijn bizonder gevoelig voor suggestie: als de patiënt(e) iemand een beweging ziet uitvoeren, is hij of zij geneigd die na te bootsen. Dat kan het verband met TikTok-gebruik verklaren, maar toch wordt er ook veel nadruk gelegd op de invloed van stressoren, angst en depressie. Niet alleen het kijken naar video's over tics, maar ook meer algemeen buitensporig schermgebruik en gebrek aan lichaamsbeweging worden met de vinger gewezen. Met andere woorden, factoren die tijdens de sanitaire crisis bijzonder vaak samenvielen. Daarnaast blijkt er in de hersenen een anatomische predispositie voor deze tics te bestaan. Er is geen gestandaardiseerde behandeling voorhanden. Naast het bestrijden van risicofactoren (incluis schermgebruik), worden technieken toegepast om de aandacht van de hersenen 'om te leiden' naar meer gericht en gecontroleerd motorisch en vocaal gedrag, en zo het anatomische substraat gunstig te beïnvloeden. Kinesitherapie, ergotherapie en spraaktherapie worden daarbij ingezet.