...

Die drie deskundigen dienden te oordelen over de fysieke en psychische geschiktheid van de betrokkene om het beroep verder uit te oefenen. De provinciale geneeskundige commissie nam deze beslissing op basis van artikel 119 van de WUG. Op het moment dat de beslissing werd genomen, was deze bepaling nog van kracht. Ze werd opgeheven op 1 juli 2022. Sindsdien is de Toezichtcommissie opgericht door de Zorgkwaliteitswet bevoegd voor het intrekken van het visum. Wel is het zo dat deze commissie op dit ogenblik nog niet operationeel is. De advocaat van de tandarts verzocht de Raad van State om de beslissing van de provinciale geneeskundige commissie te schorsen (in afwachting van een definitieve vernietiging) omdat ze zou zijn gebaseerd 'op een wet die niet meer bestaat' en omdat er geen enkel objectief bewijs zou zijn dat de intrekking van het visum rechtvaardigt. De Raad van State velde hierover op 9 juni 2022 een arrest. De Raad van State kan slechts overgaan tot zo'n schorsing op voorwaarde dat de zaak spoedeisend is en voor zover minstens één ernstig argument wordt aangevoerd. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, oordeelde de Raad van State dat het argument dat 'de wet niet meer zou bestaan' geen ernstig argument is. Immers op het ogenblik dat de beslissing werd genomen, gold artikel 119 van de WUG nog steeds. De advocaat voerde ook aan dat, doordat de tandarts zijn beroep niet meer kan uitoefenen, hij inkomsten en patiënten verliest. Volgens de Raad van State komt dit erop neer dat de tandarts zich beroept op een financieel nadeel. Maar in het verzoekschrift werd niet de minste toelichting gegeven over de ernst van dat financieel nadeel. Bovendien is een financieel nadeel in principe herstelbaar zodat dit geen argument kan zijn om de beslissing te schorsen in afwachting van een uitspraak ten gronde. Bovendien was de beslissing van de provinciale geneeskundige commissie ook niet definitief, in afwachting van het advies van de medische deskundigen.