De meeste artsen zijn zelfstandige beoefenaars van een vrij beroep. De baseline is dus dat ze zelf hun ereloon bepalen. Maar precies om armlastige patiënten niet in de kou te laten staan, voerde men zestig jaar geleden het conventie- en akkoordensysteem in. Wie zich conventioneert, gaat akkoord met vaste, sociale tarieven. Artsen die dat niet doen honoraria opleggen, druist dus totaal in tegen de filosofie van het systeem.
Een reactie van de artsensyndicaten op de demarche van minister Vandenbroucke was dus zeker op zijn plaats. Hoe? Het akkoord opzeggen, of daarmee dreigen, is lichtjes masochistisch. Artsen hebben zelf veel te verliezen. Een sociaal statuut natuurlijk. Maar het gaat ook al lang niet meer louter over een tarievenafspraak. Dokters en ziekenfondsen boetseren mee de gezondheidszorg. Welke indruk geeft het dan om na één vergadering zijn staart weer in te trekken?
Sowieso is de impact van het artsensyndicalisme tanende.
Sowieso is de impact van het artsensyndicalisme tanende. Eén voorbeeld. Twintig jaar geleden, bij de eerste doortocht van Vandenbroucke op sociale zaken, stonden de toenmalige artsenleiders op hun achterste poten omdat de minister (telefonisch) tussenkwam in het overleg artsen-ziekenfondsen. Vandaag neemt hij in levenden lijve deel en geen haan die er naar kraait.
Vermindert de impact van de artsenvakbonden omdat nog slechts een beperkt aantal dokters zijn stem uitbrengt bij syndicale verkiezingen? En waarom zijn de vakbonden niet langer sexy? Bij veel jonge dokters - zeker huisartsen - is het enthousiasme beperkt om nog als zelfstandige vrije beroepsbeoefenaar door het leven te gaan. Nogal wat (zieken)huisartsen verkiezen een 'zuiver' honorarium tot zelfs een bediendenstatuut. Die evolutie brengt mee dat het minder zinvol wordt om voor een conventie te strijden.
Een reactie van de artsensyndicaten op de demarche van minister Vandenbroucke was dus zeker op zijn plaats. Hoe? Het akkoord opzeggen, of daarmee dreigen, is lichtjes masochistisch. Artsen hebben zelf veel te verliezen. Een sociaal statuut natuurlijk. Maar het gaat ook al lang niet meer louter over een tarievenafspraak. Dokters en ziekenfondsen boetseren mee de gezondheidszorg. Welke indruk geeft het dan om na één vergadering zijn staart weer in te trekken? Sowieso is de impact van het artsensyndicalisme tanende. Eén voorbeeld. Twintig jaar geleden, bij de eerste doortocht van Vandenbroucke op sociale zaken, stonden de toenmalige artsenleiders op hun achterste poten omdat de minister (telefonisch) tussenkwam in het overleg artsen-ziekenfondsen. Vandaag neemt hij in levenden lijve deel en geen haan die er naar kraait. Vermindert de impact van de artsenvakbonden omdat nog slechts een beperkt aantal dokters zijn stem uitbrengt bij syndicale verkiezingen? En waarom zijn de vakbonden niet langer sexy? Bij veel jonge dokters - zeker huisartsen - is het enthousiasme beperkt om nog als zelfstandige vrije beroepsbeoefenaar door het leven te gaan. Nogal wat (zieken)huisartsen verkiezen een 'zuiver' honorarium tot zelfs een bediendenstatuut. Die evolutie brengt mee dat het minder zinvol wordt om voor een conventie te strijden.