...

In 2018 ontstond mHealthBelgium als een publiek-private samenwerking tussen overheid, beMedTech en Agoria, zoals we in ons artikel over het KCE-rapport 362A vorige week ook al aangaven. "Toen al toonden praktijkvoorbeelden uit het binnen- en buitenland de potentiële meerwaarde aan van medische apps voor patiënten én zorgverleners", aldus Marnix Denys, directeur van beMedTech. "En de voorbije vijf jaar is de technologie alleen maar verbeterd." België was samen met Duitsland een van de eerste EU-landen om een validatiesysteem voor m-health op te zetten. Maar vandaag financiert de ziekteverzekering in Duitsland het gebruik van 34 apps - België financiert er nog maar één, en die dan nog tijdelijk. Wat zorgt ervoor dat het debat over die financiering in ons land zo moeilijk loopt? "We praten liever over de financiering dan over een terugbetaling van een medische app", zegt Denys. "De financiering komt zo moeilijk op gang omdat velen in ons land nog vasthouden aan de prestatiebetaling. Van zaken die transversale processen verbeteren, een betere communicatie tussen patiënt-en zorgverlener tot stand brengen, betere data genereren dankzij continue monitoring, of de therapietrouw ondersteunen, weten we blijkbaar niet hoe we die moeten onderbrengen in de nomenclatuur." Wat als je in de plaats van een terugbetaling voor de afzonderlijke prestaties van de zorgverleners een budget voor de behandeling van een aandoening door het zorgteam zou vastleggen? "De zorgverleners kunnen dan, samen met de patiënt, het zorgpakket zelf samenstellen. Ze kunnen in hun zorgpad wel of niet het gebruik van een medische app opnemen. Maar zelfs m-health-applicaties die al een officieel gunstig oordeel kregen voor hun meerwaarde in het werkveld wachten nog op die hervorming van de financiering." Er is nog geen betaling mogelijk omdat er geen zorgpad oncologie, slaapstoornissen of hartfalen is waarin de applicatie past, aldus Denys."We moeten naar het bredere plaatje kijken", benadrukt de directeur van beMedTech. "Medische apps bieden mogelijkheden die 'klassieke' oplossingen níet kunnen bieden. Dat zijn kansen die we móeten grijpen. Met alleen de klassieke recepten geraakt de zorg er niet meer. Maar het lijkt soms alsof de uitdagingen van het gebruik van medische apps ons verlammen. Een kritische houding is natuurlijk OK, maar de eisen die we aan nieuwe oplossingen stellen, liggen vaak onrealistisch hoog. Tegenover de klassieke methoden zijn we niet altijd even kritisch." "De uitdagingen van m-health en andere innovaties zullen we maar oplossen wanneer we ermee aan de slag gaan. Vervolgens kunnen we nog bijsturen waar nodig. Alles op voorhand aan de tekentafel oplossen, is niet mogelijk én niet wenselijk." De aarzeling om innovatie te omarmen, maakt dat we geen stappen vooruit zetten, stelt hij. Zo stevenen we op een muur af. Het voorstel van het KCE om de financiering van een medische app te laten beoordelen door een 'hybride' commissie met deels vaste teamleden en deels experts die worden uitgenodigd voor die ene specifieke app is iets waar beMedTech achter staat omdat het zelf dit model naar voren heeft geschoven, vertelt Denys.In de Commissies die nu een medische app samen met andere digitale toepassingen en apparatuur voor thuishospitalisatie en thuiszorg beoordelen, is er onvoldoende kennis over digital health aanwezig, stelt hij. Er zetelen bovendien zorgverleners en/of -instellingen in die thans vergoed worden voor prestaties die een zorgpad met de toepassing overbodig zou maken. Dat wringt, zegt hij. De zorgverleners en -instellingen hebben het gevoel in een belangenconflict terecht te komen. Dat verklaart volgens hem waarom er zo weinig schot in de zaak komt. BeMedTech stelt voor dat er eerst in een 'kerncommissie digital health' experts met kennis van zaken een onafhankelijke, objectieve analyse van gezondheidseconomische waarde van de e-healthtoepassing zouden maken. Bij een gunstige evaluatie van de meerwaarde wordt dan in een volgende fase gezocht naar een gepaste financiering. Pas in die fase worden de zorgverleners en zorginstellingen betrokken. BeMedTech hoeft geen deel uit te maken van het kernteam, maar wil er wel graag mee over waken dat die eerste evaluatie objectief en onafhankelijk gebeurt. Daarbij is transparantie over de doorlooptijden absoluut nodig. "Wanneer bedrijven nu een dossier indienen voor evaluatie is het alsof die in een zwarte doos belandt." Een eerste werkgroep bepaalt normaal gezien binnen de zes maanden of een dossier in aanmerking komt voor verdere evaluatie. Maar na die eerste positieve evaluatie weet het bedrijf helemaal niet wanneer het uiteindelijk een definitieve beslissing mag verwachten. "Daarom haken bedrijven af, en aarzelen ze om nog dossiers in te dienen. Ze zetten hun energie en middelen liever in in landen waar er wel een transparante en duidelijke procedure is."