...

Dat blijkt uit een kwalitatieve enquête over de mentale gezondheid van jongeren die de Landsbond der Onafhankelijke Ziekenfondsen (LOZ) begin september organiseerde. De steekproef omvat 1.000 deelnemers tussen 16 en 25 jaar. Het staal is representatief naar regio, leeftijd en geslacht. De online bevraging duurde gemiddeld tien minuten. Het ziekenfonds stelt de resultaten vandaag voor op het symposium 'Ik was twintig in 2020'. Thema is de impact van de pandemie op de mentale gezondheid van jongeren. Jongeren verwachten van het beleid rond mentale gezondheid vooral aandacht voor leeftijdsgenoten in een kwetsbare situatie, zo blijkt. Daarnaast vragen ze bescherming tegen vooroordelen en meer laagdrempelige hulp. Het hoeft geen betoog dat de pandemie impact had. Heel wat jongeren voelden zich onzeker en geïsoleerd. Die gevoelens houden verband met de onduidelijkheid over de crisis, de ingeperkte vrijetijdsactiviteiten, eenzaamheid en uiteraard het online les volgen. Uit de peiling blijkt dat meisjes banger en onzekerder waren dan jongens. Ze maakten zich ook meer zorgen over de toekomst. Hoe jonger hoe moeilijker het was om van thuis uit lessen te volgen. Beschermende factoren in de crisis waren de familie, digitale communicatie (gamen, videogesprekken), sociale media en vrienden. Al deze contactvormen schatte men ongeveer even hoog in. Voor 60 à 70% van de jongeren betekenden ze een steun. Opmerkelijk genoeg gaf 58% van de respondenten ook aan dat de contactbeperkingen zorgden voor een aangenaam en rustig leven. Thuiswerk beleefden de meesten overwegend positief terwijl de schoolbegeleiding als heel negatief werd ervaren. De coronacrisis zette het sociale leven van de jeugd zwaar onder druk, zo geven acht op de tien jongeren aan. Voor bijna een op de twee was het zelfs 'heel moeilijk'. Mentaal lastig had 58% het. Voor bijna een op de vier was het zelfs een 'heel lastige' periode. Circa 45% kampte met mentale problemen zoals een paniekerig gevoel, angstaanvallen, eenzaamheid, gebrek aan eetlust en veel slapen... Bij een op de twee had de pandemie effect op hun fysieke gezondheid. Een kwart had naar eigen zeggen hoofd-, rug- en buikpijn of hartkloppingen. Vier op de tien kregen het financieel moeilijker door de pandemie. Een opvallende constante is dat corona een substantieel hogere impact had op meisjes dan op jongens. En er was een correlatie tussen lichamelijke en mentale problemen. Er zit duidelijk een wereld van verschil tussen kampen met fysieke en mentale moeilijkheden en daadwerkelijk de weg naar de hulpverlening vinden. Hulp zoeken voor fysieke problemen is moeilijker dan voor mentale moeilijkheden. Zo geeft een jongere op de twee met een fysiek probleem aan dat hij/zij hulp zocht. In geval van mentale problemen is dat slechts een op de drie. Van het gehele staal van 1.000 jongeren zegt een kwart het moeilijk te hebben om hulp te vragen voor fysieke problemen. Bij geestelijke gezondheidsproblemen loopt dat op tot een op de drie. Wel geven acht jongeren op de tien aan tevreden te zijn over de aangeboden hulp. Van wie geen hulp zocht zou 21% en 35% - bij respectievelijk lichamelijke en psychische problemen - dat nu misschien wel doen. De resultaten leren het ziekenfonds dat er vooral schroom bestaat om hulp te vragen. De meesten (acht op de tien) beweren bij mentale problemen hun weg te kennen in de geestelijke gezondheidszorg. 71% denkt de symptomen te kunnen herkennen. Van het totale staal van 1.000 jongeren zegt 70% te weten waar men terecht kan bij mentale problemen. De onafhankelijke ziekenfondsen puren uit de enquête een waslijst aanbevelingen. Zo vindt de LOZ dat mentale gezondheid even prioritair moet zijn als fysieke gezondheid. Van jongs af aan dient in het hele onderwijs ingezet te worden op preventie, vinden ze. Bovendien moet dat ondersteund worden door begrijpbare 'mental health literacy' om stigmatisering tegen te gaan. En de hele samenleving wordt best betrokken bij een "sluitend en vooral feilloos continue proces van zorgdetectie". Een belangrijk probleem - en dus aandachtspunt - is de transitie tussen zorg per leeftijdscategorie en tussen verschillende soorten van zorg. De overheid investeert ook best in de opleiding van zorgverstrekkers die ze moet wapenen met adequate richtlijnen. Laagdrempelige zorg gefocust op kwetsbare doelgroepen is noodzakelijk. Naast uiteraard voldoende (adequate) middelen. Dat laatste wil zeggen: voldoende ziekenhuisbedden, crisis units, opgeleide zorgverstrekkers, terugbetaling... Daarvoor zijn extra budgetten nodig. Tot slot is een betere samenwerking tussen federale en regionale overheden noodzakelijk. Er dient verder te worden ingezet op de digitalisering van zorgprocessen en op administratieve en operationele vereenvoudiging.