...

Een ding stond al van kindsbeen af vast : Leonieke Vlaanderen (38) moest en zou dokter worden. "Dat wist ik al op mijn zes jaar, dus was ik dolblij toen ik ingeloot werd voor geneeskunde. Maar ik had sowieso een plan B: als het in Nederland niet was gelukt, was ik zinnens om in Antwerpen te studeren."Maar eenmaal ze het diploma op zak had, stelde zich een probleem. "Ik was wel dokter, maar op de vraag 'Wat voor dokter wilde ik worden?' had ik niet direct een antwoord. Ik vond alles leuk, maar niets leuk genoeg om daarin te specialiseren. De Spoedeisende Hulp (SEH, zo heet de spoeddienst bij onze noorderburen, EB) leek een goed compromis: "Dat zou me beslist een betere dokter maken, dacht ik. Nadien zou ik wel zien welke richting ik verder wilde uitgaan."Vanaf dag 1 was ik verliefd op die job, klinkt het nog steeds enthousiast. "De diversiteit aan casussen en patiënten, van levensbedreigend en super acuut tot kleine ongemakken, het werken in een team, de wisselende diensten: ik vond het allemaal geweldig. Het begon te dagen: dit wilde ik blijven doen."Maar toen kwam 'een kaper' op de kust: een vacature bij de Nederlandse Marine. "Ik ben altijd sportief geweest en ik wou altijd al voor Defensie gaan werken. Zo'n unieke kans kon ik niet laten voorbijgaan!"Na haar opleiding tot marinearts werd onze gesprekspartner ingedeeld bij het Search and Rescueteam als dokter, op de helikopter, in between werkte ze op de lokale spoeddienst in Den Helder. "Dat was een droomjob: vliegen in de helikopter en deel uitmaken van het SAR-team vond ik zo ongelofelijk stoer en spannend. Mijn allereerste interventie zal ik ook nooit vergeten. Ik lag in bed toen het alarmsignaal afging. Het was 1 uur, het was een ijzig koude januarinacht en buiten woei het windkracht 10 en kregen we te maken met sneeuwstormen. Wij moesten naar een schip vliegen dat was losgeslagen en naar de kust dreef. Je kunt je afvragen wat me bezielde om die nacht en in dat weer in een helikopter te stappen, maar ik deed het. Het was spec-ta-cu-lair!"Werken bij Defensie is anders, omdat het zo'n mannenwereld is of tenminste zo gepercipieerd wordt, zegt ze terugblikkend. "Maar ik merkte daar weinig van. Ik had mijn eigen rol als arts. Het ging helemaal niet over man of vrouw zijn, maar over hoe we zo goed mogelijk ons werk konden doen."Met de ervaring van de marine op zak was het voor dr. Leonieke duidelijk dat spoedarts haar ding was. Ze besloot zich te vervolmaken (in Nederland duurt de SEH-opleiding drie jaar), "maar onze opleiding duurt minder dan in bijvoorbeeld Australië of Engeland. En ik wilde best nog wat meer ervaring opdoen en voor mezelf zien hoe ik het zou doen in een land waar spoedarts als volwaardig specialisme geldt. Dus vertrok ik naar Engeland. Ik dacht een jaar te blijven, maar 6,5 jaar verder ben ik er nog steeds!"De reden is poepsimpel: "Hier waren zoveel andere geweldige professionele mogelijkheden. Ik raakte betrokken bij de RNLI Lifeboat en kreeg opnieuw de kans om te werken op de traumahelikopter van de Kent Surrey Sussex Air Ambulance. Dat laatste leert me toch weer een ander aspect van de job kennen: hier gaat het niet om mensen evacueren zoals bij de marine, wel om specialistische medische behandelingen die normaal gesproken alleen in het ziekenhuis gegeven kunnen worden toch naar de patiënt te brengen. Denk aan een spoedintubatie of een thorax drain. In wezen is de helikopter bedoeld om in zulke noodgevallen het medische team zo snel mogelijk naar de patiënt te krijgen, niet omgekeerd - al zullen we soms ook proberen om patiënten zo snel mogelijk naar en in het ziekenhuis te krijgen dankzij de traumahelikopter", verduidelijkt ze.En, geeft ze ruiterlijk toe, "ik klink wel en ben ook een beetje een adrenalinejunkie. Want hoe spannend vliegen ook is, probeer maar eens met een boot op zee te gaan bij windkracht zeven of meer. Dát is pas spannend!"Hoeft het te verbazen dat deze spoedarts enthousiast is? "Ik hou van Engeland en mijn werk. Ik vind het nog steeds geweldig, maar ik ben ook dankbaar dat ik op zoveel verschillende manieren kan en mag helpen. Dat houdt het dynamisch en spannend."Oh ja slotvraagje: die familienaam, waar komt die überhaupt vandaan? "Toegegeven, mijn familienaam klinkt heel Vlaams. Maar ik moet je het antwoord schuldig blijven, ik heb het nooit nagevraagd. Da's misschien nog eens een idee?"