...

Geef mij maar elke dag een nieuwe horizont, laat dr. Van Roey zich ontvallen terwijl we over de dijk van Oostende wandelen. "Ik betreed nog steeds met veel plezier en verwondering onbetreden paadjes zoals recent onze fietstocht in Zuid-Frankrijk, om onze kleinkinderen terug te zien. Die hadden we door corona zo lang niet kunnen zien. Maar voor de wijde wereld of Afrika, het continent waar nochtans mijn hart, ziel en kennis zit, moet ik passen. Ik ben een fragiel beestje geworden", luidt het. De reden daarvoor is terug te voeren tot een telefoontje dat hij in 1988 kreeg met de melding dat zijn hiv-test 'een probleem' had opgeleverd. "De vraag 'waar heb ik het opgelopen?' is niet relevant. Belangrijk is: hoe ga je er mee om? Mijn grote geluk is dat mijn vrouw toen naast me liep en ik meteen het nieuws met haar kon delen. Toch heeft mijn echtgenote het er heel moeilijk mee gehad, onder meer omdat ze onze peuters wou behoeden voor plagerijen op school. Eertijds stond een diagnose hiv immers gelijk met een stigma, dat was geen nieuws dat je zomaar kon delen. Ikzelf ben doorheen de jaren meermaals door het oog van de naald gekropen." De dertiger Jens Van Roey werkte toen voor ABOS in Kikwit/Zaïre (zie verder). Hij zag zich plots geconfronteerd met een levensverwachting "van maximaal een jaar. We waren jonge ouders, en dan krijg je zo'n nieuws! Mijn collega's begrepen niet dat ik me niet ging bijscholen maar opeens bezig was met het veiligstellen van de toekomst van mijn gezin. Voor mij was dat evident: ik kon toch niet gaan studeren als je plots te horen krijgt dat je misschien nog maar een aantal maanden te leven hebt?" De jonge arts had door de jaren een nauwe band opgebouwd met Kikwit. "We hebben daar in totaal negen jaar gewoond en gewerkt. We waren met drie artsen verantwoordelijk voor een gebied met 400.000 mensen. Je bent en doet alles: naast de medische zorg gaf ik les in de verpleegsterschool, we hadden er zelfs een revalidatiecentrum annex leerlooierij waar mijn vrouw met jongeren met een fysieke beperking beugels en prothesen maakte voor kinderen met poliosequelen." Aan die fijne tijd kwam abrupt een einde in 1990 toen na een diplomatieke rel tussen België en het Zaïre van Mobutu deze laatste alle Belgen zijn land uitzette. Zijn eigen hiv-ervaring, en nadien ook zijn werk voor het aidsprogramma in Burundi en Namibië en bij UNAIDS en Peter Piot in Genève, had dr. Van Roey heel alert gemaakt voor de kwetsbaarheid van Afrikaanse vrouwen voor deze ziekte. "In het Westen werd de homogemeenschap zwaar getroffen door hiv/aids. Maar het ware gelaat van hiv in Afrika was een jonge vrouw. Op haar schouders rust de zorg voor de zieke, het transport naar het ziekenhuis, ze moet zorgen dat er eten op tafel komt en ze heeft in een machocultuur niets te zeggen wanneer en met wie haar partner seksuele contacten heeft. Dat maakt dat zij het volle gewicht van die pandemie torste terwijl er amper aandacht was voor haar positie." De tijd bij UNAIDS vormde een opstapje naar wederom een nieuwe wending in zijn carrière. "Rudi Pauwels en Paul Stoffels, een oud-stagair van mij in Kikwit, waren toen met het nog jonge Tibotec gestart en waren erg geïnteresseerd om ook inzake hiv/aids een bijdrage te leveren. Zij kwamen regelmatig naar Genève, dat waren momenten om samen de hiv-zorg en -aanpak te bespreken. Zij hebben mij toen de kans gegeven om de idee van de vaginale ring te ontwikkelen. Die moest (Afrikaanse) vrouwen beschermen tegen hiv-besmetting." Dat hij de kans gekregen heeft om die idee te materialiseren en dat het vaginaal microbicide intussen op de essential drug list van de WHO prijkt, maakt Jens Van Roey fier. "De Tibotec-oprichters wisten dat ze daarmee geen winst zouden maken, en toch hebben ze mij die kans gegeven, dat is klasse. Net zoals ze voor mij als ervarings- deskundig inzake hiv/aids een rol zagen weggelegd in hun bedrijf, om samen met een team wetenschappers nieuwe geneesmiddelen te ontwik- kelen." Met de IPM werken we vandaag nog aan een vervolg op die vaginale ring, geeft de dokter me mee. "Het is de bedoeling dat de ring ook anticonceptief gaat werken." En krijg ik in een adem te horen: "Tibotec heeft ook ingezet op de ontwikkeling van hiv-medicatie. Ze hebben een medicijnencocktail ontwikkeld die ik in een experimentele fase zelf ben beginnen te nemen. Toen was ik letterlijk proefpersoon, vandaag zit ik in mijn 900e week dat ik die pillen neem. Dat is toch ongelooflijk? Ik heb twee broers overleefd, ik heb al zo vaak mijn levensverwachting bijgesteld en toch ben ik er nog. Dat is een mirakel en geeft me een gevoel van gepriviligieerdheid." Maar, benadrukt de gepassioneerde verteller: "Het antwoord op de vraag 'hoe ga je met die ziekte om?' zit 'm in het feit dat je die vijand leert kennen en aanvaarden. Je moet het een plaats geven. Maar tegelijkertijd moet je er mee aan de slag en dit een positieve spin geven. Kijk naar mij: mijn medisch probleem is een opportuniteit geworden. Ik heb een carrière kunnen uitbouwen gebaseerd op mijn ervaring met hiv en ik heb die ervaring kunnen gebruiken om er ook voor anderen meer mee te doen." Het brengt hem op een laatste anekdote: "Ik heb de collega's van Janssen Pharmaceutica ooit meegenomen op een fietstocht naar Afrika. We logeerden niet in hotels maar ervaarden aan de lijve hoe het voelde om in de hitte van een dorpshut naar het dispensarium te gaan. Dat soort 'out of the box'-ervaringen blijven bij. Collega's zeiden me achteraf: it was alifetime experience. Door je in te leven neem je mijns inziens betere beslissingen."