...

Het Vlaams Instituut Kwaliteitszorg pakte vorige week op zijn website Zorgkwaliteit.be uit met een rits geüpdatete statistieken over borstkanker. Ze deden mediagewijs heel wat stof opwaaien. De update volgt op een KCE-rapport over borstkankerzorg van maart 2023 (AK2747). Daar bleek onder meer uit dat het gemiddelde overlijdensrisico na borstkanker beduidend lager ligt in centra met een erkenning en in centra die veel patiënten per jaar behandelen - vergeleken met ziekenhuizen die weinig patiënten behandelen. Minister Vandenbroucke kondigde toen aan dat hij de terugbetaling van de behandeling buiten erkende borstklinieken wil stopzetten. Hij ging het landschap op termijn hervormen. De VIKZ-cijfers hebben betrekking op de periode 2014-2018 en slaan op de 54 Vlaamse ziekenhuizen. 27 ziekenhuizen hebben een campus met een erkenning als coördinerende borstkliniek op zak, negen beschikken over een erkende satelliet. Globaal genomen zijn de resultaten goed. De gemiddelde scores halen vaak de streefwaardes en de evolutie vergeleken met de periode 2009-2013 is positief. Het VIKZ noteert ook dat de resultaten in lijn liggen met de internationale richtlijnen. Toch wordt er voor sommige indicatoren een grote variatie vastgesteld. De statistieken leren bijvoorbeeld dat geopereerde niet-gemetastaseerde patiënten met invasieve borstkanker vijf jaar na de diagnosestelling gemiddeld 91% overlevingskans hebben. Een hoog cijfer, vindt het VIKZ dat tegelijk een grote variatie - tussen 94 en 87% - te berde brengt. In éen Vlaams ziekenhuis ligt de overlevingskans significant hoger dan gemiddeld, in drie ziekenhuizen ligt ze significant lager. Voor 29 ziekenhuizen kon de overlevingskans na vijf jaar berekend worden indien borstkanker de enige mogelijke doodsoorzaak zou zijn. Bij een gemiddelde van 94% zijn er hier uitschieters naar boven en naar onder toe - tussen 98% en 89%. Per ziekenhuis en per jaar stelden artsen tussen 2018 en 2020 gemiddeld 102 nieuwe diagnoses. In 23 ziekenhuizen ging het gemiddeld over meer dan 125 nieuwe diagnoses, in 15 over minder dan 60. Drie vierde werd behandeld in een ziekenhuis dat jaarlijks gemiddeld 125 of meer diagnoses stelt, 9% in een ziekenhuis met minder dan 60 nieuwe diagnoses en 15% in een ziekenhuis met 60 à 124 diagnoses. Alle ziekenhuizen behaalden de indicatoren met betrekking tot het bepalen van een correcte en volledige diagnose. Uitzondering op de regel was de indicator voor de registratie van het klinisch stadium. Hier haalde meer dan de helft de streefwaarde van 98% niet - mediaan 95%. Tot slot valt nog te noteren dat bij gemiddeld 95% van de patiënten de behandeling na diagnose tijdig werd opgestart (streefwaarde 90%). Behalve een borstreconstructie onderging gemiddeld 93% geen tweede ingreep. Het streefgetal is hier 90% en ook hier is de variatie aanzienlijk.