...
Druk, rek en trillingen worden vanuit onze huid aan de hersenen gerapporteerd door zenuwvezels van het type A, die projecteren op de somatosensorische hersenzones. Maar er blijkt nog een tweede soort zenuwvezels te bestaan voor het rapporteren van aanraking, namelijk de C-tactiele vezels. Het gaat om een subgroep van de zenuwvezels van het type C. De tactiele subgroep van de C-vezels werd pas enkele decennia geleden bij de mens ontdekt.Veel van wat we over de kwestie weten, is afkomstig uit de casus van G.L., een vrouw die in 1979 met een syndroom van Guillain-Barré in een Canadees ziekenhuis werd opgenomen. Haar A-vezels waren door de ziekte vernietigd, maar haar C-vezels bleven gespaard. De patiënte voelde geen aanraking, druk of beweging op haar huid. Maar aanraking wekte bij haar een vaag, moeilijk te lokaliseren aangenaam gevoel op. Dit was een eerste aanwijzing van het verband tussen C-vezels en de emotionele betekenis van aanraking.In 2002 voerden artsen bij G.L. beeldvorming van de hersenen uit. Aanraking veroorzaakte geen reactie in de somatosensorische cortex, maar wel in het achterste gedeelte van de insula, dat betrokken is bij het verwerken van emoties. Dezelfde groep deed onderzoek bij een gemeenschap in een afgelegen gebied van Noord-Zweden, waarvan de leden congenitaal C-vezels missen. Ze merkten het omgekeerde van wat zich voordeed bij G.L.: strelen van de arm deed de somatosensorische cortex oplichten, maar liet de insula onberoerd. Bij aanraking melden de deelnemers bovendien een minder plezierig gevoel dan controlepersonen die in dezelfde context werden geplaatst.Het verdere onderzoek van dit systeem leidde tot nog opmerkelijker vaststellingen. Bij mensen bij wie zowel de A-vezels als de C-vezels intact zijn, toonden onderzoekers aan dat lichte aanraking van de arm door een derde leidt tot activatie van hersenzones betrokken bij de verwerking van sociale prikkels, terwijl aanraking door de persoon zelf in die zones geen reactie opwekt. Maar verrassend is dat bij strelen van de eigen arm ook de somatosensorische cortex inactief blijkt, alsof de persoon zijn aanrakingszin doet afnemen door zichzelf aan te raken.In een complementaire test gingen de onderzoekers na hoe hard ze op de huid moesten duwen met een filament zodat de proefpersoon de druk zou voelen. Blijkt dat ze meer druk moeten uitoefenen terwijl de proefpersoon zijn eigen arm streelt, dan bij strelen door een derde. Deze resultaten gaven ontstaan aan het idee dat de affectieve component van aanraking het mogelijk maakt het zelf en de omgeving uit elkaar te houden.Verdere inzichten vloeiden voort uit de 'rubber hand illusion', die in 1998 werd beschreven door de Amerikaanse psychiaters Matthew Botvinick en Jonathan Cohen.Bij deze test legt de proefpersoon zijn hand met de palm naar beneden op de tafel. Laat ons zeggen dat het de linkerhand is, hoewel het net zo goed met de rechter kan. Een scherm wordt zodanig geplaatst dat de persoon zijn linkerhand niet meer kan zien. Vóór hem wordt zichtbaar een rubberen linkerhand geplaatst, eveneens met de palm naar beneden.Een onderzoeker strijkt met een penseel simultaan over de vingers van de rubberen en van de echte hand. Bij twee derde van de proefpersonen sorteert deze test een merkwaardig resultaat: terwijl ze het penseel op hun eigen hand voelen, krijgen ze na enkele tijd de bevreemdende indruk dat de rubberen hand de hunne is. Als men hen vraagt hun hand aan te wijzen, gaat hun rechterwijsvinger in de richting van de rubberen hand. Het effect is maximaal bij piekactiviteit van de tactiele C-vezels. Over de rubber hand illusion is heel wat geschreven, maar in de context van dit onderzoek wijst men erop dat lichte aanraking de grenzen van het zelf, zoals dat wordt gepercipieerd door de hersenen, kan verleggen (*).Onderzoek heeft verder vastgesteld dat personen met autisme minder gevoelig zijn voor de rubber hand illusion. Dit wordt geïnterpreteerd als een minder flexibel hanteren van het zelf. Hier en daar waagt iemand zich aan de conclusie dat dit gebrek aan flexibiliteit, vertaald als te scherpe grenzen rond het zelf, aan de oorsprong zou liggen van de ongemakkelijke reacties die personen met autisme ontwikkelen als men ze aanraakt.Deze conclusie klinkt erg hypothetisch, maar in ieder geval ziet het ernaar uit dat autisme gepaard gaat met een ander functioneren van het systeem dat strelingen percipieert en daar emoties aan koppelt. Terwijl het strelen van de voorarm bij neurotypische personen sterk het sociale brein activeert, ziet men bij personen geen verschil in activiteit van deze zones tussen het strelen van de voorarm en het strelen van de handpalm. Sommige personen met autisme beschrijven aanraking als een onaangename ervaring, vergelijkbaar met wat ze zouden voelen als ze hun armen in een massa huishoudelijk afval dompelen.Om de situatie verder te documenteren, gaan onderzoekers de zaken omkeren: ze zullen bij jonge kinderen de reacties van de hersenen op lichte aanraking bestuderen, om te kijken of de resultaten voorspellend zijn voor de diagnose van autisme.