...

De aandachtige lezer heeft het goed opgemerkt: de aanleiding van deze reeks waren de eerste coronamaanden/ de eerste golf. Dus schreven we bij de start van de reeks in september jl., de inleiding in de verleden tijd. Inmiddels heeft de realiteit ons ingehaald en zitten we volop in een tweede golf. Het interview met dr. Hulstaert vond plaats midden oktober, veel van de topics met betrekking tot de eerste golf zijn vandaag dus relevanter dan ooit. De focus van deze reeks lag in de eerste plaats op covidzorg voor stervende patiënten, ook het overlijden verliep in veel omstandigheden anders dan normaal. Maar ook psychiatrische patiënten zagen - en zien vandaag opnieuw - hun zorg op een ingrijpende manier veranderd.Na de lockdown hebben we in beide ziekenhuizen waar ik werk, met heel veel voorzorgsmaatregelen getracht om opnieuw bezoek en uitstapjes 'buitenshuis' toe laten. De mens is immers een sociaal wezen, we hebben interactie met anderen nodig om ons goed te voelen. Toen de cijfers opnieuw begonnen te stijgen, was een grote bekommernis dan ook welke impact het terugschroeven van de versoepelingsmaatregelen zou hebben op de sociale contacten van onze patiënten. Als die contacten wegvallen, voelen we ons onzekerder. In combinatie met de oncontroleerbare situatie en de onvoorspelbaarheid stijgt de psychosociale stress, worden sommigen onder ons zelfs heel angstig. We hebben met andere woorden externe feedback uit sociale interacties nodig om onze gevoelens en gedachten terug tot gewone proporties te kunnen brengen. Dat geldt zeker niet alleen voor mensen met neurocognitieve en gedragsstoornissen. Zo heeft iedereen wel eens een slechte dag. Wat doen we dan? Op het einde van de dag ventileren we tegen onze partner of iemand anders, en na afloop voelen ons meteen een stuk rustiger. Uiteindelijk blijkt datgene waarover we ons zorgen maakten, best mee te vallen. In coronatijden hebben we wellicht des te meer nood aan die 'externe feedback', omdat er veel beangstigend nieuws is.Zeker in het begin van de crisis was er een overload aan coronanieuws. Omdat we op de hoogte wilden blijven, hebben we dat met z'n allen consequent opgevolgd, maar tegelijkertijd was en is er nog veel onzeker over het virus en de aanpak ervan.De afgelopen maanden hebben we, vooral bij mensen in de categorie 50+, gemerkt dat zij heel angstig werden en een depressie ontwikkelden, soms met psychotische kenmerken. De patiënten in kwestie voelden opeens allerlei symptomen, waren ervan overtuigd dat ze covid-19 hadden en daaraan zouden doodgaan. Hen eenvoudigweg geruststellen is op dat moment een maat voor niets. Deze patiënten staan doodsangsten uit en zijn niet van deze overtuiging af te brengen. Mijn advies in deze tijden is dan ook om het nieuws te volgen, maar met mate. Een soort nieuwsdieet dus. Neem vooral even de tijd om stil te staan bij de informatie die je leest of hoort. Zo las ik deze ochtend dat het coronavirus tot 28 dagen kan overleven op je smartphone. In tussentijd heeft een patiënt me daar al over aangesproken (het interview werd afgenomen rond half elf 's morgens, nvdr). Als we dat rationeel bekijken, dan kan het geruststellend zijn te redeneren dat behalve ikzelf, niemand anders mijn gsm aanraakt. Maar als we dergelijke nieuwsberichten in de krant lezen of op televisie horen, is onze eerste reactie natuurlijk: oei.Niet alleen sociale contacten vallen weg, ook vaste structuur en routines. Voor sommige patiënten met een psychiatrische problematiek is dat zeer destabiliserend, schreef prof. Frieda Matthys in een opiniestuk in deze krant.Structuur en routine bieden een houvast, en als dat wegvalt, brengt dat mensen uit evenwicht. Denk bijvoorbeeld aan patiënten die meerdere keren per week naar een dagcentrum gaan. Ook patiënten met dementie die zich thuis nog konden behelpen, mits ondersteuning van de partner en diensten zoals poetshulp, thuisverpleging en dagcentra, hebben we na die eerste lockdownmaanden pijlsnel achteruit zien gaan. Ze pikten de angst op die in de wereld rondom heerste, met als gevolg dat ze zich 's nachts een stuk onrustiger gedroegen en overdag doolgedrag begonnen te vertonen. In dergelijke situaties wordt de partner, die meestal ook een gevorderde leeftijd heeft, plots met veel extra zorg geconfronteerd.De toegenomen zorgbehoefte enerzijds, en het gegeven dat zorginstanties in de thuissituatie soms minder aanwezig waren, zorgde voor een onevenwicht, wat op zijn beurt leidde tot een toegenomen opnamevraag. Voor alleenstaande ouderen met een neurocognitieve problematiek vormde dit een nog ernstiger probleem, zij hebben immers geen partner die nog een deel van deze zorgen op zich kan nemen. Ook wat toezicht en detectie betreft van toegenomen zorgbehoeften, is dit uiteraard problematisch. Krijgt de zorg voor mantelzorgers, zoals de partner van hoge leeftijd, in situaties als deze genoeg aandacht?Los van de huidige coronapandemie is dit een belangrijk aandachtspunt dat regelmatig over het hoofd gezien wordt. Doorgaans zijn de vaak hoogbejaarde partners van personen met een cognitieve stoornis de primaire mantelzorgers. Toegeven dat de zorg thuis niet meer haalbaar is en dat bijvoorbeeld een opname in een woonzorgcentrum zich opdringt, wordt vaak echter als falen gezien. Niet zelden verwaarlozen ze hun eigen fysieke en psychologische welzijn om de zorg van hun partner te kunnen blijven dragen. Bovendien proberen ze eventuele gedrags- en psychologische problemen van hun partner te verdoezelen of te minimaliseren omdat ze de reputatie van hun partner willen beschermen en beschaamd zijn. Bovenal willen ze hun partner niet kwijt, hoe lastig het ook loopt. Daarom verdragen mensen vaak onmenselijk veel. Heel wat mantelzorgers zijn door de huidige coronapandemie en de bijbehorende lockdowns echt 'vastgezet'. Ondersteunende diensten zijn zeer ontlastend voor de partner en zorgen dat een precaire situatie soms toch nog haalbaar blijft. Maar zoals gezegd vielen deze, zeker tijdens de eerste lockdownperiode, deels of volledig weg ten gevolge de maatregelen, ziekte en quarantaine van hulpverleners.Bovendien hebben de hoge sterftecijfers in de wzc als gevolg van covid-19 tijdens de eerste golf de terughoudendheid om iemand te plaatsen nog veel groter gemaakt. Ik kan mij goed inbeelden dat voor vele oudere mantelzorgers, afkomstig van de 'niet klagen, maar voortdoen'-generatie, het heel moeilijk is om zelf aan te geven dat het water hen aan de lippen staat en de zorg voor hun man of vrouw niet meer haalbaar is, zeker wanneer ook de kinderen en kleinkinderen niet meer kunnen bijspringen. Actieve, herhaalde bevraging en opvolging, ook in niet coronatijden, is in deze gevallen zeker aan te raden. En wat met familieleden die zich thuis bang afvragen hoe het met hun naaste in het ziekenhuis gaat?Dat komt eigenlijk ook weinig aan bod in het nieuws.Ik kan dan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk ondersteuning van familie is. Het moet vreselijk zijn om je partner, vader of moeder, ... in een ziekenhuis te moeten achterlaten. Je kan de verpleging dan wel tientallen keren per dag opbellen, dat is nog iets anders dan aan de zijde van je naaste te zitten en met eigen ogen te zien hoe het met hem of haar gesteld is. Uiteraard nemen we zelf veel initiatief om de familie thuis op de hoogte te houden, en mensen appreciëren dat. Ook als het minder goed gaat laten we dat weten, tijdens die communicatiemomenten zijn we altijd eerlijk. Het is een ding om te weten dat onze opgenomen patiënten hier goed omringd zijn door zorgverleners allerhande. Maar hopelijk kan hun familie thuis ook terugvallen op een bubbel of 'knuffelcontact'. In de mate van het mogelijke hebben zorginstellingen ingezet op alternatieve vormen van sociaal contact, zoals (video)bellen. Uw patiëntenpopulatie is ouder, hoe ervaren ouderen met psychische problematiek dit?De telefoon gebruiken lukt bij de meesten nog, maar technologieën als Skype, Zoom, enzovoort zijn voor sommige ouderen wat te hoog gegrepen. Lukt het wel, dan is de wifiverbinding soms niet goed, waardoor je telkens of bij momenten te laat reageert op wat de ander zegt. Bij telefoneren mis je dan weer gelaatsuitdrukkingen die belangrijk zijn om emoties te kunnen aflezen. De kracht van fysiek contact is niet te onderschatten, vooral bij mensen met een dementieproblematiek. Vaak voelen zij zich angstig en hebben ze nood aan geruststelling, maar begrijpen ze woorden niet meer. In die gevallen kunnen een hand op hun hand of die langs hun arm strijkt, een letterlijke schouderklop, een knuffel, ... erg waardevol zijn. Bij het begin van deze tweede lockdown kwam er opnieuw veel kritiek op het terugschroeven van bezoekregelingen, en de impact daarvan op patiënten en hun familie.In de maatschappij klonk er inderdaad enige kritiek op de maatregelen, waarbij de risico's van een covidbesmetting geminimaliseerd werden en er vooral vanuit het zelfbeschikkingsrecht van het individu geredeneerd werd: Als ik en mijn vader/moeder het risico op covidbesmetting wensen te nemen om toch maar contact te hebben, moet dit mogelijk zijn. Vooral als het ging over de situatie in de woonzorgcentra werden zulke opmerkingen al eens waargenomen in de media. Maar het zelfbeschikkingsrecht houdt op waar de belangen - de gezondheid - van iemand anders in gevaar worden gebracht. Met andere woorden, als een bezoeker een patiënt zou besmetten, kan die op zijn beurt anderen besmetten die daar niet voor gekozen hebben. Vanuit die logica kon en kan ik de verstrengde maatregelen dus volgen. Dat neemt uiteraard niet weg dat ik erken dat het soms schrijnende situaties oplevert. Om die reden pleit ik ervoor, eerder dan mee te gaan in de polarisatie die er tijdens de eerste golf sterk heerste rond de vraag of bezoek al dan niet mogelijk moest zijn, om te kijken naar wat mogelijk is binnen de beperkingen. Ik denk bijvoorbeeld aan zorgverleners die ouderen helpen met het gebruiken van digitale oplossingen, of dat zorginstellingen het mogelijk maken dat een patiënt en zijn familie elkaar zien 'door het raam', ... Doorgaans krijgen we van de families van onze patiënten veel warmte, ze begrijpen waarom de maatregelen er zijn. Als je hen op de hoogte houdt, over hoe zijn of haar naaste het maakt, en regelmatig een stand van zaken geeft, krijg je veel terug. In die zin was ik erg verheugd om vast te stellen hoe goed je met familieleden een team kan vormen vanop afstand. Tegelijkertijd deed het me iets om te zien hoe veerkrachtig mensen wel niet zijn, hoe ze zich aanpassen aan nieuwe, moeilijke situaties en oplossingen zoeken waar mogelijk.Als ouderenpsychiater komt u relatief vaak met overlijdens in aanraking. Zijn er de afgelopen periode, patiënten door eenzaamheid overleden omwille van de teruggeschroefde bezoekregelingen?Laten we zeggen, overleden aan de gevolgen ervan. Ik denk bijvoorbeeld aan een koppel, man en vrouw, dat samen in een woonzorgcentrum verbleef en net voor de uitbraak van de coronacrisis samen 200 jaar was geworden. De echtgenote was dementerend en heel angstig, de kinderen kwam weliswaar vaak langs en konden haar telkens de nodige geruststelling geven. Met de lockdown was er geen bezoek meer mogelijk en dus moest haar echtgenoot - die bijna 104 was, de dame in kwestie was 97 - plots die taak van geruststellen op zich nemen. Dat was ontzettend belastend voor hem. Na verloop van tijd is hij gestopt met te eten, en uiteindelijk is hij overleden. Door zijn hoge leeftijd was zijn veerkracht beperkt geworden, en was het noodzakelijke sociale contact weggevallen waaruit hij zijn energie putte om verder te gaan. Hoe ervaart u als psychiater in deze tijden de psychische ondersteuning voor zorgverleners vanuit de eigen sector?Er zijn, zowel in het Jessa ziekenhuis als in Asster, veel initiatieven genomen ter ondersteuning van collega's. Maar het allerbelangrijkste is, zo ervaar ik tenminste, om verbondenheid te creëren met/binnen je team, kortom dat je met elkaar kunt spreken over de zorgen waar je mee zit. In een ander interview in deze reeks, zei een spoedarts dat zij - ondanks de initiatieven die er waren - zich niet geneigd voelde om haar gevoelens te delen met collega's. Van artsen wordt nog altijd verwacht dat zij sterk zijn, hun kwetsbaarheid tonen is not done, klonk het.Als ik mij als 'de sterke' voordoe die nergens problemen mee heeft, dan nodigt dat andere teamleden niet uit om iets over zichzelf delen. Daarnet heb ik bijvoorbeeld nog aan enkele collega's gevraagd, wat zij tot op heden het moeilijkste vonden aan de afgelopen maanden. De angst om iemand te besmetten, klonk het in koor. Ja, dat gevoel ken ik, zeg ik dan. Weten dat je niet alleen bent met je gevoelens, werkt geruststellend. Vervolgens hebben we elkaar verder gerustgesteld: we dragen mondmaskers, we ontsmetten onze handen heel vaak, patiënten worden getest, ... . Dergelijke openheid kan een team helpen, maar dat kan alleen omdat er in eerste instantie ruimte voor is gemaakt.