Een monumentaal referentiewerk inventariseert 150 planten van eigen bodem en hun volksgeneeskundige betekenis door de eeuwen heen.
...
De titel De historia naturalis verwijst naar de Naturalis historia van de Romeinse militair, letterkundige en amateur-wetenschapper, Plinius de Oudere waarin deze alle antieke kennis over de werking van kruiden samenbracht. Dit werk is eeuwenlang de basis gebleven voor de fytotherapie. Niet tegen alle kwalen was een kruid gewassen, maar men probeerde op basis van onwetenschappelijke theorieën zoals de signatuurleer of de leer van de levenssappen, gelardeerd met veel magie en bijgeloof, zieken te helpen.De Gentse plantenfysioloog, nu emeritus professor, Marcel De Cleene verrichtte met het International Rice Research Institute in de Filipijnen onder andere decennialang onderzoek naar bacteriële rijstziekten. Hij was een pionier in de wetenschapscommunicatie als eerste wetenschapsvoorlichter van de Gentse universiteit.De Cleene wordt gefascineerd door de folklore rond kruiden en planten en hun gebruik om kwalen te genezen, stoffen te verven, ongedierte te bestrijden, leer te looien of voedsel te bewaren. Hij beseft hoe dicht de begrippen 'geneeskrachtig' en 'giftig' bij elkaar kunnen liggen en schreef onder andere al de bij het Antigifcentrum gewaardeerde boeken Giftige bloemen en planten en Risicoplanten voor dieren.Nu is er zijn magnum opus dat op een toegankelijke manier inzicht geeft in geneeskrachtige en andere toepassingen, vanaf de antieke oudheid tot nu, van inheemse kruiden in de Lage Landen. Van absintalsem (Boerhaave beschreef in de 17e eeuw al het gebruik ervan tegen malaria) tot zwarte nachtschade (de onrijpe bessen bevatten steroïdale alkaloïden en zijn giftig). Bij elke plant levert De Cleene een overzicht van wie wat wanneer wist (of niet wist) en waarvoor de plant door de eeuwen heen werd gebruikt. Je leert net zo goed wat men vroeger al dacht of wist als wat de moderne farmacologie ondertussen te vertellen heeft.De Cleene vervoegt zo een lange traditie waarbij de wetenschap waarschuwt voor kwakzalverij en misleiding. Hij citeert de postume uitgave van Dodoens' Cruyt-Boeck uit 1644: we moeten de "cruydtbeminders" wijzen op het gevaar dat men met "beuselingen ende versierde ervindighen" (leugens en verzonnen resultaten) mensen verleidt en zo de kennis van de kruiden "verachtelijck" maakt.De Cleene's imposante boek is niet alleen onontkoombaar als historisch en farmacologisch naslagwerk maar bovendien een kunstobject stijlvol vorm gegeven met prachtige aquarellen uit negentiendeeeuwse plantenatlassen.