...

We schrijven almaar vaker immunotherapie voor, maar er zijn eigenlijk nog geen studies in het reële leven uitgevoerd om de impact ervan bij de behandeling van de patiënten ten volle te kunnen evalueren. Vandaar het belang van de studie die Nicolas Girard et al. hebben gepresenteerd op het ELCC (presentatie 90P).De auteurs hebben de gegevens doorgenomen van 822 patiënten met een plaatselijk gevorderde, niet-reseceerbare niet-kleincellige longkanker die tussen 1 januari 2015 en 31 december 2016 waren behandeld in 20 Franse centra (69% mannen, mediane leeftijd 65 jaar, 61% PS 0 of 1, 60% niet-spinocellulair type).De analyse betreft 736 patiënten, die waren behandeld met concomitante chemo-radiotherapie (CRTc 39%), sequentiële chemo-radiotherapie (CRTs 17%), chemotherapie alleen (CT 26%), radiotherapie alleen (RT 16%) of andere behandelingen (2%).Van de patiënten van de CRTc-groep had 95% eerst een inductiechemotherapie gekregen vooral op basis van taxanen (32%), vinorelbine (42%) en pemetrexed (16%) en 35% van de patiënten had een consolidatiechemotherapie gekregen. In de CRTs-groep werd de platinaverbinding vooral gecombineerd met een taxaan (39%), vinorelbine (26%) of pemetrexed (17%). Bij RT werd een totale dosis toegediend van 60-66 Gy. 84% van de patiënten in de CRTc-groep en 71% van de patiënten van de CRTs-groep hadden radiotherapie gekregen.Na een mediane follow-up van 17 maanden was de tumor bij 62% van de patiënten verergerd, vooral in de thorax, de hersenen en op andere plaatsen (respectievelijk 42%, 19% en 38% van de patiënten). De mediane progressievrije overleving was 8,0 maanden in de totale patiëntenpopulatie, 9,3 maanden in de CRTc-groep en 11,6 maanden in de CRTs-groep. De mediane totale overleving was respectievelijk 51%, 60% en 52%.Deze resultaten zijn dus vergelijkbaar met de resultaten die in de klinische studies werden behaald. Dat bekrachtigt dus het gebruik van CRT bij een plaatselijk gevorderde, niet-reseceerbare niet-kleincellige longkanker. Nu is het nog maar de vraag welke invloed immunotherapie zal hebben op het therapeutische beleid.