...

Als enige zoon van Adam Liszt en zijn tweede vrouw Maria Anna Lager, werd de kleine Franz geboren in een dienstwoning bij het hof van prins Nicolaas II Esterházy, in het toenmalige koninkrijk Hongarije. Vader Adam speelde als cellist in het hoforkest onder leiding van Joseph Haydn en Johann Nepomuk Hummel. Hij erkende vrij vlug het uitzonderlijk muzikaal talent van zijn zoon Franz, die op negenjarige leeftijd zijn eerste concert gaf.Vader Liszt introduceerde zoonlief in de hogere kringen, liet hem pianolessen volgen bij Carl Czerny, een oud-leerling van Beethoven, en bij Antonio Salieri, en verhuisde met hem naar Wenen om zich geheel aan de verdere muzikale opleiding van zijn zoon te wijden. In 1823 verhuisde de familie naar Parijs, waar Franz echter niet in het conservatorium werd toegelaten, omdat hij een buitenlander was. Toch kon hij zijn virtuositeit in adellijke kringen ten toon spreiden. Hij gaf zelfs een recital voor de koning van Engeland, George IV. Zijn vader overleed echter in 1827 aan de gevolgen van buiktyfus. Dat verlies was voor de jonge Liszt een enorme klap, het stortte hem in een diepe depressie. Als kind was de kleine Franz regelmatig ziek, met intermittente koorts. De familie woonde in een moerassige en ongezonde streek, met hoge kindersterfte. Toen hij drie jaar oud was, dachten zijn ouders dat hij zou sterven. Ze hadden zelfs al een doodskist besteld, maar de kleine Franz kwam er uiteindelijk toch door!Aan zijn vader werd later verweten dat hij te veeleisend was en de krachten van zoon uitputte om er geld en roem uit te halen. In Parijs gaf hij vanaf zijn 16de pianoles, hij werd smoorverliefd op een van zijn leerlingen, Caroline de Saint-Cricq, maar mocht er niet mee trouwen omdat het sociaal verschil te groot was.Franz verviel in een mystieke melancholie. Een lokaal dagblad kondigde zelfs zijn dood aan! Met overmatig gebruik van alcohol en tabak, bleef hij verder hard werken en kwam hij er weer door. Van de cholera-epidemie, die in 1832 Parijs trof, bleef hij gelukkig gespaard, maar de vele slachtoffers confronteerden hem dagelijks met lijden en dood. In 1832 ontmoette Franz de zes jaar oudere en reeds eerder gehuwde gravin Marie d'Agoult (1805-1876), met wie hij later drie kinderen zou hebben. Als pianist reisde hij van de ene concertzaal naar de andere, en boekte enorm veel succes. Dat leidde tot de zogenaamde Lisztomania, die in Berlijn begon en van daar door muziekminnend Europa woedde. Zijn concerten leidden bij zijn fans tot een hysterische en mystieke extase, mutatis mutandis vergelijkbaar met de Beatlemania van de jaren 1960.Met Marie d'Agoult, die goed bevriend was met de schrijfster George Sand, de toenmalige maitresse van Fréderic Chopin, verbleef hij enkele maanden in Sands' kasteel in Nohan. Het werd een historische ontmoeting tussen twee reuzen van het klavier en van de romantische muziek. Vanaf 1839 moet Franz regelmatig te bed blijven met koorts en af en toe hematurie. Vermoedelijk leed Liszt aan een chronisch geworden prostatitis. Hij wordt hiervoor homeopathisch behandeld, een therapie die toen erg in trek was. Nadien krijgt hij een behandeling op basis van kinine, met veel betere resultaten als gevolg. Ondanks de koortsaanvallen is de componist onophoudelijk op de baan, vaak ook 's nachts, om in verschillende Europese steden concerten te geven. Sigaren, koffie, wijn en cognac zijn dankbare hulpmiddelen om het vol te houden, maar zijn mondaine alcoholconsumptie evolueert onvermijdelijk naar alcoholisme. In 1845 zal een hepatitis hem een tijd op non-actief stellen.Ondertussen is zijn relatie met de gravin op een laag pitje gevallen en ontmoet hij een rijke en zeer ge- cultiveerde Poolse prinses, Carolyne van Sayn-Wittgenstein. Ze heeft een dochter van een vorige relatie en gaat in Rome aan de paus de toestemming vragen om met Frans Liszt te trouwen. Door toedoen van haar eigen familie wordt haar dat geweigerd, zodat het huwelijk niet doorgaat. Ze blijft in Rome, waar Liszt met haar telkenjare de wintermaanden zal doorbrengen. Hij zal er als overtuigde katholiek ook als subdiaken gewijd worden en wordt sindsdien vaak in priesterkledij afgebeeld. Franz Liszt wordt niet gespaard van familiale drama's. In 1859 sterft zijn enige zoon Daniel op zijn 20ste aan tuberculose, terwijl zijn oudste dochter Blandine na de bevalling van haar zoon overlijdt aan een borstabces met septicemie. Ondanks zijn tomeloze energie, zijn wilskracht en enthousiasme voor de muziek, kent Liszt door deze voorvallen periodes van melancholie en depressie. Zijn alcoholconsumptie wordt erg verontrustend: twee flessen wijn en een liter cognac op één dag zijn geen zeldzaamheid, maar men ziet hem zelden in dronken toestand. Door cataract heeft hij nu ook moeite met noten lezen en componeren. Zijn voortdurende verplaatsingen eisen hun tol op. Zijn benen en voeten zwellen op, en in 1881 doet hij in Weimar een zware val met ribbreuken en longcontusie. Hij blijft verder concerteren, maar zijn gezondheid gaat zienderogen achteruit. Na een lange doodstrijd, uitgebreid beschreven in een dagboek van een jonge leerlinge, overlijdt hij in 1886 aan een longontsteking, in de buurt van zijn goede vriend en schoonzoon Richard Wagner in Bayreuth, bakermat van romantische vertoningen, waar hij ook zijn laatste rustplaats vindt.