Berendrecht. Tot halfweg de vorige eeuw een afgelegen boerendorpje te midden van polders met grachten en vijvers, waar het goed vissen was. Polders waarin een plompverloren bunker hier en daar herinnerde aan de barre tijden een decennium eerder. Vandaag rijzen de koeltorens van Doel hoog uit boven de huizen wanneer je na een rit van kilometers langs loodsen en havenkranen de dorpskom binnenrijdt. Uitgerekend hier heeft Maaike Van Overloop zich in 2006 als huisarts gevestigd. Ik sprak met haar in Medinet, het nagelnieuwe wijkgezondheidscentrum waar ze enkele maanden geleden haar intrek in heeft genomen.
...
Huisarts, voorzitter van Domus Medica, bestuurder van de kring, afgevaardigde bij artsenvakbond AADM, bij het verzekeringscomité NCGZ, bestuurder bij Feprafo, bij het regionaal medisch netwerk, ondervoorzitter van Who Cares vzw... en zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Wie de 'cursus honorum' van Maaike Van Overloop (44) bekijkt, kan alleen in nederigheid het hoofd buigen. Hoe wordt iemand zo'n duizendpoot? Hoe kun je als huisarts met honderd-en-één andere dingen bezig zijn?Oei, honderd-en-één dingen...? (lacht) Ik zorg ervoor dat ik voortdurend bij ben met nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunde en de technologie, dat helpt. Ook heb ik bewust gezocht naar collega's en medewerkers met dezelfde visie als ik. Door goed op elkaar in te spelen, maak je tijd vrij voor bijkomende engagementen. Ik kan bijvoorbeeld een paar uur blokkeren in mijn agenda om me ongestoord bezig te houden met iets anders. Normaal ben ik 40 uur per week in huis, waarvan ik er 30 besteed aan patiëntenzorg. Af en toe worden die 40 uren er 55 of meer, vooral omdat ik van hieruit dankzij het internet veel zaken kan regelen zonder me te verplaatsen. Hoe ben je geworden wie je bent?Ik heb een gelukkige jeugd gehad. Ik ben geboren in Kapellen, waar mijn familie al zeven generaties lang leeft, en daar woon ik nog steeds. Mijn grootouders hadden een speelgoedwinkel in het centrum. Mijn moeder werkte als juf in de dorpsschool waar ze ooit kleuter was. In de zorg voor ons gezin stond ze grotendeels alleen. Vader was commandant bij de marine, hem zagen we maar enkele keren per jaar. Als hij twee weken thuis was, dan was het feest! Aan familieleden werd de kans geboden om leden van de zeemacht in verre landen op te zoeken als ze enige tijd op dezelfde plaats verbleven, maar wij hebben dat nooit gedaan. Wel hebben we kort verbleven in plaatsen die niet te ver van België lagen, zoals Den Helder of Brest, en later toch ook een keer Trondheim. Heeft dat leven zijn stempel op jou achtergelaten?Het was inderdaad best bijzonder om kinderen van een militair te zijn. Wij groeiden op met dienstverlening aan de maatschappij als basisthema. Onze gevoeligheid voor sociale thema's is daar misschien uit gegroeid. Ons werd geleerd dat België geen 'oorlogsschepen' had maar 'vredesschepen'! Het leger diende om te voorkomen dat mensen ruzie maakten! (lacht) Toen The Herald of Free Enterprise in 1987 gekapseisd was, zocht mijn vader als duiker in het scheepswrak naar slachtoffers. De jaren '80 waren ook de jaren van het terrorisme, met in België de CCC. Normaal moest er op onze auto een sticker met het logo van de marine staan, maar om ons niet tot doelwit te maken, moest mijn vader die verwijderen.Dat waren je kinderjaren. En later?Ik ging aanvankelijk naar de middelbare school in Essen, naar het College van het Eucharistisch Hart, alias De Rauwmoershoeve - of 'de Rommes-hoef', zoals ze daar zeggen. Naar het eind toe kwam ik in botsing met een wiskundelerares, die openlijk zei dat ze een hekel had aan de 'stadse mentaliteit van Kapellen' en geen zin had om aan mij les te geven. Voor mijn laatste jaar ging ik daarom naar het Antwerpse Sint-Lutgardiscollege. Ik haalde er 99 procent voor wiskunde, voor mij het bewijs dat ik in Essen onterecht geviseerd was. Tijdens mijn middelbare school engageerde ik mij al in allerhande sociale projecten. Het was als het ware een algemene repetitie voor mijn latere leven. Daarna koos je voor de geneeskunde- studie. Waarom?Dat ik arts wilde worden, dat wist ik al op mijn vijfde! 'Ik denk dat ik dat zal kunnen, dus ik doe het', dat is altijd mijn motto geweest! Het leek me leuk om met mensen te werken, om zieken te genezen. We hadden een huisarts waar ik naar opkeek, Jan Verbist, die dingen leek te kunnen die andere mensen niet konden, dat sprak mij erg aan. Rudy Bruyninckx, de jongste broer van mijn moeder, was huisarts in Machelen en lector aan de KULeuven. Hij was een gangmaker van de evidence-based medicine en bereidde een doctoraat voor over medische besliskunde. Kort voor ik aan de studie geneeskunde begon, mocht ik bij hem stage lopen. Ik ontdekte hoe rijk en gevarieerd de huisartsgeneeskunde was, dat had ik niet verwacht! Mijn besluit stond vast, ik word huisarts! Je bent een alumnus van de UAntwerpen. Ging je daar studeren omdat het vlakbij was?Toen ik een universiteit moest kiezen, stelde mijn vader me voor de keuze: een kot of een auto. Het werd de auto, want daar had je in de zomer ook wat aan! (lacht) Ik ging dus naar het RUCA, dat kort daarop met UFSIA en UIA zou fuseren tot de Universiteit Antwerpen. Hoewel ik een jaar te vroeg kwam voor het nieuwe curriculum, genoot ik al ten volle van de opleiding huisartsgeneeskunde, waarmee ze voorop liepen op de andere universiteiten. Elementen die deel zouden uit- maken van het nieuwe curriculum, aandacht voor chronische ziekten bijvoorbeeld, waren al deels geïntegreerd en de eerste diabetestrajecten werden opgestart. Nadien is de opleiding nog sterk verbeterd. In het nieuwe curriculum zijn ze bijvoorbeeld losgekomen van het strikte pathologiedenken en is de dichotomie opgeheven tussen de kandidaatsjaren - de studie van de gezonde mens - en de doctoraten - de studie van de zieke. Mensen zijn veel meer dan hun ziekte, is het uitgangspunt. In mijn keuze speelde nog iets anders mee. Op een bijeenkomst eind september zei professor Jan Heirman van het Leuvense Centrum voor Huisartsgeneeskunde ooit opgelucht: 'Ha, een nieuw academisch jaar begint. Leuven herleeft!' Terwijl Antwerpen volop leeft, op elk moment van het jaar!Al die tijd ben je bij je keuze voor huisartsgeneeskunde gebleven?Tijdens mijn stage orthopedie zag ik de ene artroscopie van de knie na de andere passeren, dat leek me verschrikkelijk saai! Wel werd ik gecharmeerd door de microbiologie en werkte ik zelfs enige tijd als leerling-assistent. Ik heb lang getwijfeld tussen het lab en de eerste lijn, maar uiteindelijk gaf de wens om niet alleen met pipetjes en petrischalen te werken maar met mensen, de doorslag. Ik zag hoe op het huisartsenoverleg het hele verhaal van mensen aan bod kwam, dat ze niet gereduceerd werden tot een zieke borst of baarmoeder. Ik leerde de beperkingen van evidence-based medicine kennen en begreep dat er aandacht moest zijn voor 'goal-oriented care': waar wil je naartoe met je patiënten, en vooral: waar willen zij naartoe? Want als je ze niet mee hebt, dan bereik je met je EBM niets en niemand. Het is cliché om dat aan een vrouw te vragen en niet aan een man, maar hoe combineer je werk en gezin?In mijn laatste jaar aan de universiteit was ik praeses. Mijn man, die nu bij Olympus werkt, de firma van de endoscopen, heb ik op de universiteit leren kennen. Op 2 oktober 2003 begon het academische jaar en twee dagen later trouwden we, in de lokalen van studentenkring Aesculapia! In juli 2004 was ik klaar met de basisopleiding en werd ik haio, of beter hibo, 'huisarts in beroepsopleiding', zoals dat toen nog heette. Hibo, dat was een ondankbaar statuut. We waren zelfstandigen en werden slecht betaald. Voor mij was het dubbel moeilijk, want ik was zwanger toen ik aan de beroepsopleiding begon. Op 6 december 2004 werd onze oudste zoon geboren. Wij hadden maar recht op vier weken ziekteverlof, dus dag op dag vier weken na de bevalling stond ik weer met twee voeten in de praktijk! Onze jongste zoon werd geboren op 31 juli 2006, de dag waarop ik klaar was met mijn opleiding! (lacht) Ik was er ook al heel vroeg van overtuigd dat ik mijn werk en privéleven strikt gescheiden moest houden. Een praktijk beginnen in mijn eigen dorp, dat was uitgesloten. Als er in het gezin van juf Ria iets bijzonders gebeurd was, dan wist de lerarenkamer ervan, en dus ook het hele dorp! Dat mijn zonen bekend zouden staan als 'de jongens van de dokter', dat wilde ik echt niet. De keuze voor een achteraf gelegen plek als Berendrecht, dat ligt toch niet voor de hand?Daar ben ik terechtgekomen via Elisabeth Bril, die samen met mij stagiaire was in KLINA Brasschaat en wier vader in Berendrecht huisarts was. Ik werd hibo bij Erik Peeters, in een praktijk onder de kerktoren. Die twee jaren vielen erg mee! Bovendien was 2006 het jaar met het laagste aantal af-gestudeerde huisartsen in de geschiedenis, de mensen van mijn lichting hadden het niet moeilijk om een vestigingsplaats te vinden. Ver zoeken moest ik zelf niet: een associatie met mijn voormalige praktijkopleider lag voor de hand! Uiteindelijk hebben we tien jaar goed samengewerkt. Erik was een fantastische collega, maar in 2014 zijn we uit elkaar gegaan, onze visies op de huisartsgeneeskunde waren te ver uit elkaar gegroeid. Mijn behoefte om dingen te doen naast en buiten het dagelijkse werk speelde ons ook parten. Dat ik er het voorzitterschap van Domus Medica bij had genomen bijvoorbeeld, werd een hinderpaal voor onze samenwerking. Terug naar nul dus?Ik ben een solopraktijk begonnen in hetzelfde dorp. Gemakkelijk was die periode niet, maar ze gaf me de kans om voor mezelf uit te maken waar ik naartoe wilde. Sinds 2016 werk ik in het wijkgezondheidcentrum Medinet, en sinds dit jaar in dit nieuwe gebouw, dat we samen uitgetekend hebben. Het beantwoordt dan ook helemaal aan onze visie. Wij wilden bijvoorbeeld geen printers in sommige onderzoekskamers, compromisloos kozen we voor het elektronische voorschrift en de forfaitaire betaling. In ons team hebben we drie huisartsen en één haio. Elke huisarts heeft zijn eigen specialiteit ontwikkeld. We werken samen met drie VIHP's, verpleegkundigen in de huisartspraktijk, van wie er één ervaring heeft met verslavingszorg en de twee anderen opgeleid zijn tot vroedvrouw. Er is een sociaal verpleegkundige, een psychologe, een unit manager, enkele administratieve medewerkers... en er is een man die poetst! (lacht) Hoe bekijk jij de evolutie van de geneeskunde in het algemeen en de huisartsgeneeskunde in het bijzonder sinds jij afgestudeerd bent? We zijn onder andere geëvolueerd van plethora naar huisartsentekort.Onder toenmalig Vlaams minister Jo Vandeurzen werden de eerstelijnszones opnieuw ingedeeld. Wij kwamen bij Antwerpen-Noord. De oprichting van een huisartsenwachtpost voor die zone ging met heel wat animo gepaard. Een geduchte tegenstander van het hele project was een plaatselijk boegbeeld van de Bvas. Ook andere traditioneel georiënteerde collega's zagen het project als een aanslag op hun vrijheid. Ik ging met hen in gesprek. Een van mijn argumenten was dat ik een baby de fles aan het geven zou zijn en dan plots een dringende telefoon zou moeten beantwoorden. Ik betoonde respect voor hun zienswijze, maar vroeg die oudere collega's ook om respect te hebben voor ons, vrouwen en jongeren. Mijn vroegere collega Erik bekende dat hij tijdens de wacht eigenlijk liever thuis zat, maar onze argumenten begreep. De wachtpost kwam er, maar gelijk werd mij gevraagd om dan ook maar deel uit te maken van het bestuur. Simultaan liep het project rond de Lokale Multidisciplinaire Netwerken. Ik vond dat we dat vanuit de kring moesten bekijken en belandde daardoor in het kringbestuur. Vanuit dat bestuur kwam dan weer de vraag hoe je een dossier moest indienen. Wat aan-vankelijk was voorgesteld als een pilotproject, explodeerde omdat alle projecten werden goedgekeurd. Ik ben in de opleiding gestapt en heb de grote veranderingen die plaatsvonden van nabij meegemaakt: change management, omgaan met weerstanden, wat met de golf van chronische ziekten, met de vergrijzing...? Daar kwamen de Eerstelijns-conferenties bovenop. De periode van 2006 tot 2013 bleek bepalend voor de huisartsgeneeskunde in Vlaanderen. De bal ging aan het rollen toen de uitstroom van oudere dokters begon en het effect van de vervrouwelijking duidelijk werd. Het beroep is sindsdien veel aantrekkelijker geworden. We worden eerlijk verloond, wat mee bijdraagt tot voldoening in ons werk. Eerlijke verloning betekent overigens niet dat je als huisarts rijk moet worden, die tijd is voorbij. Om te maken dat je je gelukkig voelt in je job, is er trouwens meer nodig dan geld. Als alles zo goed is tegenwoordig, valt er dan nog iets te verbeteren?Ik doe mijn job graag, maar er blijven nog veel vraagtekens bestaan over hoe je het kunt doen. In ons centrum werken we forfaitair, maar ik ben nog steeds zelfstandige, je bent niet verplicht om voor het bediendenstatuut te kiezen. Met een aantal mensen uit het veld hebben we een bedrijfje opgericht, Who Cares vzw, dat transitie in de zorg wil faciliteren. Een groot aantal praktijken biedt zich aan met de vraag hoe ze anders kunnen werken. Je voelt dat de prestatiegeneeskunde op zijn limieten stuit. De covid-crisis is heel disruptief geweest, veel mensen voelen dat ze niet terug kunnen naar de situatie vóór covid. Er zijn collega's uitgevallen omdat het niet meer ging, maar de patiënten en hun hulpvraag zijn gebleven. Als huisarts wil je hen op weg zetten naar die hulp. Die huisarts van vroeger die tot elf uur 's avonds de individuele problemen van 4.000 patiënten probeerde te verhelpen, die geraakt er niet meer aan uit. De zorg is complexer geworden, je kunt die grote aantallen niet meer aan, maar de vraag is wel blijven bestaan. Je moet dus net als wij hier in dit centrum delegeren, samenwerken met andere disciplines, met andere kwaliteiten. Ons uitgangspunt is altijd geweest dat we een praktijk 'voor zorg en welzijn' wilden. Dat laatste is belangrijk, want mensen die zich goed in hun vel voelen, die hebben ook minder lichamelijke klachten. Veel patiënten kennen we al 17 jaar. Ze weten dat ze steeds hier terecht kunnen, maar niet noodzakelijk altijd bij mij. We maken de mensen ook deel van de praktijk. Ze hebben bijvoorbeeld mee kunnen beslissen over bepaalde aspecten van de bouw waar we zelf niet aan zouden denken, zoals de hoogte van de ramen. Wie voorbijkomt moet niet kunnen zien wie er zoal in de behandelruimte zit! Heb je nog een take-home message?"Ik zou zeggen: zoek je eigen weg, maar bedenk: geneeskunde is zoveel meer dan de kunst van het genezen. Mij maakt het niet uit of je per prestatie wil werken of forfaitair, of je veel patiënten wil zien of weinig, zolang je doet waar je zin in hebt en het leveren van kwaliteit als oogmerk hebt. Je doet het niet alleen voor jezelf, maar ook voor het geheel!"