...

De enquête in het kader van de masterscriptie van Jolien Dewaele werd afgenomen bij 8,5% van de specialisten werkzaam in de ziekenhuizen van het KOM-netwerk (*). Een belangrijke kanttekening bij deze peiling is dat 42% van de respondenten diensthoofd is. En het gros van de deelnemende niet-diensthoofden bekleedt een mandaat, is lid van de Medische Raad, van de commissie voor ziekenhuishygiëne, antibioticabeleid enz. 'Gewone' ziekenhuisspecialisten zijn de respondenten dus niet, eerder artsen die zich engageren. Dat verklaart wellicht waarom de meesten volop bereid zijn om mee te werken aan het welslagen van de netwerken. Op voorwaarde weliswaar dat ook de andere spelers - overheden, ziekenhuizen én koepelorganisaties - hun verantwoordelijkheid nemen. "Het is hoe dan ook verheugend en positief dat de artsen zelf vinden dat ze zich meer moeten engageren", zegt professor Dominique Vandijck (UGent), promotor van de scriptie. "Al blijken ze toch niet altijd even goed op de hoogte te zijn van wat er zich op netwerkniveau en bij het beleid afspeelt." Om van de netwerken een succes te maken, moeten een aantal randvoorwaarden vervuld zijn. De verwachtingen van de artsen hierover blijken zeer divers te zijn. Jolien Dewaele: "Negen op de tien respondenten zijn van mening dat het ziekenhuis, het netwerk dus, moet instaan voor de vertaalslag van wettelijke eisen naar een praktisch programma. Artsen vragen ook dat processen over de ziekenhuizen heen geoptimaliseerd worden (86%). Een andere bekommernis is een uniform beleid op netwerkniveau rond ziekenhuishygiëne. In het algemeen, zo verwacht drie kwart van de respondenten, dient het netwerk trouwens eenvormige beleidslijnen uit te zetten." Drie op vier dokters vragen aandacht voor een betere medisch-technische samenwerking en meer ondersteuning. Liefst 90% van de artsen is van oordeel dat er boter bij de vis moet komen: netwerking vereist financiële middelen. De modaliteiten en het bedrag worden niet gepreciseerd maar het medisch korps kijkt hiervoor wel in de eerste plaats richting overheid. Interessant is dat artsen menen dat meer en betere klinische samenwerking heel wat opportuniteiten inhoudt. Professor Vandijck: "Bijna 90% van de bevraagde specialisten denkt dat de effectiviteit van de zorg baat heeft bij netwerkvorming. Daarnaast zou men door meer samen te werken ook beter tegemoet kunnen komen aan de noden en verwachtingen van de patiënten. Met als resultaat een meer patiëntgerichte zorg (81%)." Niet onbelangrijk: betere coördinatie en communicatie tussen de medische disciplines kan volgens 70% van de respondenten leiden tot een majeure vermindering van de kans op incidenten. Ook omdat samenwerken het aantal overbodige onderzoeken reduceert. Efficiëntie, effectiviteit en patiëntveiligheid gaan er door de netwerkvorming dus op vooruit. Vandijck: "Dat leidt dan weer tot minder uitgaven. De bevraagde artsen verwachten wel dat de gerealiseerde besparingen opnieuw geïnvesteerd worden." Enerzijds in een soort herijking, een meer rechtvaardige herverdeling van de inkomsten tussen specialismen en ziekenhuizen (60%). Anderzijds in innovatie en infrastructuur (75%). "Dat is logisch. Het is algemeen bekend dat ziekenhuizen financieel krap bij kas zitten. De laatste twee jaar werd niet of nauwelijks geïnvesteerd in innovatie", dixit Vandijck. Duidelijk is dat ziekenhuisdirecties rekening zullen moeten houden met wat er leeft bij de artsen. Die verwachtingen zijn nochtans zeer divers, zo blijkt. Ook wat de randvoorwaarden betreft. Professor Vandijck: "Ziekenhuizen moeten zoeken naar de beste methodes om aan de desiderata van de artsen tegemoet te komen. Van hun kant mogen we van het medisch korps verwachten dat ze inspanningen leveren om de evoluties binnen het eigen netwerk te leren kennen. Ze dienen oog te hebben voor het grotere geheel." En dan is er de rol van de overheid. "Het beleid moet daadkracht vertonen, bijvoorbeeld inzake het elektronisch patiëntendossier. En de overheid moet doorgedreven samenwerking tussen medisch-technische diensten aanmoedigen en gewenste klinische uitkomsten financieel belonen." Opmerkelijk tot slot is dat artsen volgens dit onderzoek vinden dat koepelorganisaties een initiërende rol hebben in het welslagen van de netwerken. (*) KOM-netwerk omvat zes algemene en twee revalidatieziekenhuizen, met name AZ Alma Eeklo, AZ Damiaan Oostende, AZ Sint-Jan Brugge-Oostende, AZ Sint-Lucas Brugge, AZ West Veurne, AZ Zeno Knokke-Blankenberge plus BZIO Oostende en KEI Oostduinkerke.