...

Dat zijn de woorden van prof. Michel Goldman (Institute for Interdisciplinary Innovation in Healthcare, ULB) op het 55ste congres van de Association des Médecins anciens étudiants de l'ULB. Al bij al maande hij aan tot een zeer voorzichtig opschorten van de afschermingsmaatregelen, omdat groepsimmuniteit nog lang niet bereikt is. De spreker stond ook stil bij de veiligheid van de vaccins. "We moeten erkennen dat er intussen een verband aangetoond is met een aantal gezondheidsincidenten, hoewel die zeer zeldzaam zijn. Maar met cijfers alleen gaan we de twijfels bij de bevolking niet wegwerken. We moeten benadrukken dat we die bijwerkingen goed kennen. Als ze optreden, hebben we een behandeling achter de hand. We kunnen zelfs maatregelen nemen om te vermijden dat ze optreden." "Voor de virale-vectorvaccins (AstraZeneca, J&J) zijn drie correlaties gedocumenteerd: trombocytopenische trombose, het syndroom van Guillain-Barré en het capillary leak syndrome", weet prof. Goldman. "Vandaar dat men dit soort vaccins afraadt bij personen met een voorgeschiedenis van trombocytopenie na toediening van heparine, het syndroom van Guillain-Barré of benigne monoklonale gammapathie.""Ook voor de mRNA-vaccins is de situatie duidelijk, nu miljarden dosissen toegediend zijn: de enige relevante bijwerking zijn myocarditis en pericarditis. Deze bijwerking treedt meestal op bij jonge mannen. De myocarditis reageert zeer goed op anti-inflammatoire middelen. Meestal kan de patiënt na 48 of 72 uur het ziekenhuis verlaten. We mogen de bevolking dus geruststellen. Als de arts dit uitlegt, maakt hij zich geloofwaardig. Het is belangrijk te benadrukken dat al de rest praatjes zijn, die niet op feiten stoelen en bijgevolg geen argument vormen om zich niet te laten vaccineren." Een ander veelbesproken aspect is de persistentie van de immuunrespons. "Het vaccin van Pfizer beschermt beter dan dat van AstraZeneca, maar na een paar maanden dalen de antilichamen sneller met het Pfizer-vaccin. Dat is één van onze bezorgdheden", geeft prof. Goldman toe. Voorts wijst hij erop dat men onderscheid moet maken tussen een immuunrespons die over het verloop van weken of maanden afneemt en het totaal afwezig blijven van een vaccinale respons bij personen die weinig of geen antilichamen aanmaken, op een achtergrond van immuundeficiëntie of immunosenescentie. Michel Goldman: "De veroudering van het immuunsysteem is een fenomeen dat we niet echt goed begrijpen. Als we bij oudere mensen een zwakke immuunrespons zien, moeten we ons de vraag stellen of dit te wijten is aan de hogere leeftijd, dan wel aan comorbide aandoeningen, die frequent zijn in die leeftijdsgroep." Recentelijk besliste de overheid patiënten met een immuundeficiëntie een derde dosis aan te reiken (sinds de lezing van prof. Goldman komen ook 65-plussers daarvoor in aanmerking, n.v.d.r.). "Sommige patiënten zullen daar goed op reageren, maar ongeveer de helft zal onder de drempel voor bescherming blijven", schat Michel Goldman. Hij wijst erop dat monoklonale antilichamen bij deze patiënten een uitweg kunnen bieden. Een studie uitgevoerd door het Erasmusziekenhuis en CHU Sart-Tilman toonde aan dat men met monoklonale antilichamen ernstige vormen van covid-19 kan voorkómen bij transplantpatiënten. Hoe dan ook is het belangrijk dat zeker deze patiënten de barrièremaatregelen in acht nemen. Ze moeten nauw contact vermijden, in het bijzonder met kinderen en met niet-gevaccineerde personen. "Bij het minste verdachte symptoom moeten immuundeficiënte of oudere patiënten dezelfde dag nog een test krijgen. Met de deltavariant weten we dat er klassieke symptomen kunnen optreden, maar ook minder klassieke (zoals gastro-enteritis). Als de patiënt positief test, moet de arts onmiddellijk contact opnemen met een ziekenhuis dat over monoklonale antilichamen beschikt. Die antilichamen zijn alleen doeltreffend als ze snel gegeven worden, binnen 48 tot 72 uur na de diagnose." Wat kan men zeggen tegen patiënten die hun antilichaamtiter willen laten meten? "We hebben geen bewijs dat de antilichaamtiter gedoseerd met de klassieke tests een goede maat is voor bescherming tegen het virus. Maar als een kwetsbare patiënt erop aandringt omdat hij ongerust is, kan men de dosering alsnog laten uitvoeren. Als de titer zeer laag is, moet de patiënt zeer voorzichtig zijn. De huisarts kan het beleid uitstippelen, omdat hij de patiënt kent en weet welke genees- middelen die neemt. Moet er een derde dosis worden toegediend? Dat weet ik niet, bij gebrek aan richtlijnen. In ieder geval is het al iets als de patiënt de nodige afschermingsmaatregelen neemt."