...

Pas 40 jaar geleden begon men met het meten van effecten van psychotherapeutische behandelingen van kinderen en jongeren. Zowat 20 jaar geleden ging men gestandaardiseerd werken volgens vooropgestelde criteria en het ontwikkelingsperspectief van mentale stoornissen is nog geen tien jaar oud.Jonge en opgroeiende mensen met psychische problemen kregen traditioneel wat men 'care as usual' is gaan noemen: goed bedoelde zorg, gebaseerd op aandacht voor de menselijke, helpende relatie onder de vorm van spel- of praattherapie of ouderbegeleiding. De effectiviteit daarvan bleek echter niet zo hoog te zijn. Uit onderzoek bij de volwassenenbehandelingen bleek ondertussen dat gestandaardiseerd werken veel voordelen had: beduidend succesvoller en korter (en dus goedkoper) terwijl de cliënten het prettiger vonden.De klinisch psychologen Caroline Braet (Universiteit Gent) en Susan Bögels (Universiteit van Amsterdam) brachten de best onderzochte van de sinds de jaren '90 voor kinderen en adolescenten ontwikkelde protocollen in het Nederlandse taalgebied in 2008 samen in een boek dat een aanzienlijke invloed had op de evidencebased ontwikkeling van de jeugdzorg en jeugd-ggz. Nu presenteren ze een volledig herziene en aangevulde nieuwe editie van dat naslagwerk en werkboek. In Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten met psychische klachten verzamelen ze in drie kloeke boekdelen de bijdragen van tientallen auteurs over meer dan 50 goed onderbouwde protocollen voor uiteenlopende klachten bij kinderen en jongeren tussen 0 en 18 jaar: van problemen in de vroege kindertijd (gerelateerd aan voeding, zindelijkheid of neurobiologische ontwikkelingen) over gedrags- en verslavingsproblemen (die men als 'externaliserende' klachten samenbrengt) tot alle vormen van angst, depressie en psychosomatische en slaapklachten (als 'internaliserende' klachten gebundeld).Alle hoofdstukken zijn van de hand van experts in het veld, brengen een geactualiseerde stand van zaken en hebben dezelfde systematische opbouw. Na een korte schets van de problematiek en de eventuele DSM-5-diagnose volgt een samenvatting van het empirische bewijs voor het protocol, gebaseerd op het beste beschikbare onderzoek. Bij elk protocol staat de effect size centraal, gekaderd binnen de internationale ontwikkelingen, richtlijnen of zorgstandaarden. Vervolgens wordt duidelijk gemaakt wie wel of niet in aanmerking komt voor het protocol, waarna de werkwijze, van het in kaart brengen van individu en situatie tot de uiteindelijke evaluatie, helder en pragmatisch wordt beschreven, inclusief methoden, technieken, draaiboek en sessieopbouw.Daarbij gaat veel aandacht naar het betrekken van de context bij de behandeling, zoals ouders, gezin en school. Casusbeschrijvingen verlevendigen het geheel en illustreren rationale en methode, aangevuld met werkbladen, steekkaarten of meetinstrumenten. In de afsluitende discussie wordt ingegaan op de noodzaak voor verder onderzoek of op mogelijke nieuwe toepassingen terwijl uitgebreid aandacht wordt besteed aan de valkuilen. De consistente aandacht voor moeilijkheden en uitdagingen (ook als de behandeling anders loopt dan verwacht) is bijzonder waardevol want wapent tegen zelfvoldaanheid en vooroordeel.De honderden beschikbare protocollen in ons taalgebied zijn niet allemaal werkzaam. Braet en Bögels hebben zover mogelijk de empirisch ondersteunde behandelingen geselecteerd. Waar behandelingen waarschijnlijk effectief of veelbelovend zijn, zeggen ze dat ook. Verder onderzoek is vaak vereist. Tussen de regels laten ze verstaan dat dat de enige manier is om potentieel schadelijke therapievormen te ontmaskeren. Met dit boek als maatstaf kan men kaf van koren beginnen scheiden in de geestelijke zorg voor jongeren. Intussen ontzenuwen de auteurs de klassieke bezwaren tegen protocollair werken. Het gaat niet om het afdraaien van automatische procedures, wel om zorgvuldigheid, transparantie, reproduceerbaarheid en overdraagbaarheid. Ze onderstrepen het belang van individualisering, werkend op maat van de cliënt en de situatie, en de noodzaak van een goede therapeutische relatie. Intervisie en evaluatie zijn cruciale onderdelen van protocollair werken, alleen zo kan geleerd worden om het morgen beter te doen.Dit is een standaardwerk dat thuishoort op elke plek waar jonge mensen met mentale problemen opgevangen en behandeld worden. Het richt zich in eerste instantie op de professionelen in de jeugdzorg maar mag hopelijk iedereen bereiken die bij de psychische problematiek van jongeren betrokken is, van hulpverleners tot huisartsen. Voor alle orthopedagogen, therapeuten, psychologen en psychiaters, en zeker zij in opleiding, is dit verplichte kost. Je zou wensen dat er een publieksversie kon komen die toegankelijk is voor geïnteresseerde leerkrachten en ouders. Zowat 20 procent van de kinderen en adolescenten in België en Nederland lijdt onder een troebele geest. Zij zijn de volwassenen van de toekomst, betere methoden om hun geestelijke gezondheid te vrijwaren, ondersteunen of herstellen zijn meer dan welkom.