Een wijziging houdt verband met de bevoegdheden van de vroedvrouwen die in artikel 62 worden geregeld. Dat artikel somt onder meer een aantal activiteiten op die vroedvrouwen autonoom mogen uitvoeren. Het besluit van 29 mei 2020 voegt daar het volgende aan toe: "h) het opstellen van de nodige schriftelijke verslagen".

Op zich stelt die wijziging niet zoveel voor maar zij illustreert wel de zeer onderschatte invloed van de Europese Unie op het regelen van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg. Dat gebeurt via richtlijnen (zeg maar, Europese wetten) die de lidstaten verplichten om de beroepskwalificaties van beroepen in de gezondheidszorg onderling te erkennen. Die richtlijnen bevatten soms zeer gedetailleerde beschrijvingen van de beroepswerkzaamheden van die beroepen. Voor de vroedvrouwen, in de richtlijnen altijd verloskundigen genoemd, is dat ook het geval.

Een van de beroepswerkzaamheden voor vroedvrouwen is het opstellen van de nodige schriftelijke verslagen. De lidstaten moeten die bepalingen omzetten in het eigen recht. Om niet iedere keer langs het parlement te moeten passeren, heeft de wetgever in een wet van 4 april 1980 al aan de Koning de bevoegdheid gegeven om de nodige aanpassingen in de WUG te doen. Om de een of de andere reden werd bij de beroepswerkzaamheden van de vroedvrouw in de WUG niet verwezen naar het opstellen van verslagen. Onder meer daarom opende de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen België omdat zij vond dat de richtlijnen niet correct waren omgezet. Vandaar dus het K.B van 29 mei 2020 genomen op basis van de wet uit 1980.

Het blijft uitkijken naar een fundamentele hervorming van de wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

Dit is eigenlijk nog een onschuldig voorbeeld. Maar in het verleden zijn er op deze manier al wijzigingen doorgevoerd in de WUG omdat ze werden opgelegd door de Europese richtlijnen die haaks staan op de fundamentele uitgangspunten van de WUG.

Zo werd door een koninklijk besluit van 27 juni 2016 de volgende beroepswerkzaamheid toegevoegd aan de lijst in de WUG van activiteiten die door verpleegkundigen kunnen worden verricht: het zelfstandig kunnen treffen van urgente levensreddende maatregelen en het kunnen handelen in crisis- en rampensituaties.

Op diezelfde lijst stonden al langer beroepswerkzaamheden als het omschrijven van verpleegproblemen. Het verschil springt meteen in het oog. Het zelfstandig kunnen treffen van urgente levensreddende maatregelen is zonder twijfel een 'werkelijke' medische handeling die is voorbehouden aan artsen. Zij mogen zo'n handeling zelfs niet aan verpleegkundigen delegeren. De Raad van State zag hier geen enkel probleem: een evolutieve interpretatie van de wet van 4 april 1980 gaf de Koning die bevoegdheid. Formeel juridisch correct, maar dergelijke wijzigingen verdienen een parlementair debat. Het blijft uitkijken naar een fundamentele hervorming van de WUG.

Een wijziging houdt verband met de bevoegdheden van de vroedvrouwen die in artikel 62 worden geregeld. Dat artikel somt onder meer een aantal activiteiten op die vroedvrouwen autonoom mogen uitvoeren. Het besluit van 29 mei 2020 voegt daar het volgende aan toe: "h) het opstellen van de nodige schriftelijke verslagen".Op zich stelt die wijziging niet zoveel voor maar zij illustreert wel de zeer onderschatte invloed van de Europese Unie op het regelen van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg. Dat gebeurt via richtlijnen (zeg maar, Europese wetten) die de lidstaten verplichten om de beroepskwalificaties van beroepen in de gezondheidszorg onderling te erkennen. Die richtlijnen bevatten soms zeer gedetailleerde beschrijvingen van de beroepswerkzaamheden van die beroepen. Voor de vroedvrouwen, in de richtlijnen altijd verloskundigen genoemd, is dat ook het geval.Een van de beroepswerkzaamheden voor vroedvrouwen is het opstellen van de nodige schriftelijke verslagen. De lidstaten moeten die bepalingen omzetten in het eigen recht. Om niet iedere keer langs het parlement te moeten passeren, heeft de wetgever in een wet van 4 april 1980 al aan de Koning de bevoegdheid gegeven om de nodige aanpassingen in de WUG te doen. Om de een of de andere reden werd bij de beroepswerkzaamheden van de vroedvrouw in de WUG niet verwezen naar het opstellen van verslagen. Onder meer daarom opende de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen België omdat zij vond dat de richtlijnen niet correct waren omgezet. Vandaar dus het K.B van 29 mei 2020 genomen op basis van de wet uit 1980.Dit is eigenlijk nog een onschuldig voorbeeld. Maar in het verleden zijn er op deze manier al wijzigingen doorgevoerd in de WUG omdat ze werden opgelegd door de Europese richtlijnen die haaks staan op de fundamentele uitgangspunten van de WUG.Zo werd door een koninklijk besluit van 27 juni 2016 de volgende beroepswerkzaamheid toegevoegd aan de lijst in de WUG van activiteiten die door verpleegkundigen kunnen worden verricht: het zelfstandig kunnen treffen van urgente levensreddende maatregelen en het kunnen handelen in crisis- en rampensituaties.Op diezelfde lijst stonden al langer beroepswerkzaamheden als het omschrijven van verpleegproblemen. Het verschil springt meteen in het oog. Het zelfstandig kunnen treffen van urgente levensreddende maatregelen is zonder twijfel een 'werkelijke' medische handeling die is voorbehouden aan artsen. Zij mogen zo'n handeling zelfs niet aan verpleegkundigen delegeren. De Raad van State zag hier geen enkel probleem: een evolutieve interpretatie van de wet van 4 april 1980 gaf de Koning die bevoegdheid. Formeel juridisch correct, maar dergelijke wijzigingen verdienen een parlementair debat. Het blijft uitkijken naar een fundamentele hervorming van de WUG.