...

Bij de HCV-coalitie rees de bezorgdheid al eind vorig jaar, maar wegens de coronacrisis komt ze er deze herfst pas mee naar buiten. Een geluk bij een ongeluk, want hepatitis C krijgt extra aandacht nu de ontdekkers ervan zopas de Nobelprijs voor Geneeskunde gekregen hebben. Veel tijd om bij die toevalstreffer stil te staan, heeft hepatoloog Stefan Bourgeois (*) als lid van de HCV-coalitie niet: "We zijn een samenwerking aangegaan met prof. Homie Razavi, een internationaal expert in ziektemodellen. We schatten dat er momenteel 18.000 personen met hepatitis C in België wonen of verblijven. Tot zo'n vijf à zes jaar geleden vermoedde men 80.000 besmette personen. Nu menen we wel dat dit een overschatting was. Maar toch is er sprake van een reële, forse afname van de prevalentie, ook omdat we de jongste jaren ongeveer 2.000 patiënten per jaar succesvol behandeld hebben." "Om de doelstelling van de Wereldgezondheidsorganisatie te halen, zal men in België de komende jaren 1.200 patiënten per jaar moeten behandelen. De pillen daarvoor liggen om zo te zeggen klaar, want de overheid heeft budget voorzien voor ongeveer 1.900 jaarlijkse behandelingen. Maar het probleem zit elders." De patiënten die de voorbije jaren een behandeling kregen, bevonden zich in het zichtbare gedeelte van de ijsberg: het waren patiënten met een vlotte toegang tot de gezondheidszorg, in sommige gevallen reeds onder behandeling voor hepatitis C. "De volgende jaren zullen we naar de minder zichtbare patiënten op zoek moeten gaan", weet dr. Bourgeois. "Dat zijn druggebruikers of ex-druggebruikers en migranten van buiten de Europese unie. En heel belangrijk: gedetineerden, een populatie waar de prevalentie van hepatitis C veel hoger is dan in de algemene bevolking." Het overleg met de overheden wordt er niet eenvoudiger bij. Het financieren van de zorg voor hepatitis C-patiënten, bijvoorbeeld, wordt geregeld door drie verschillende federale instanties: het Riziv en de FOD Volksgezondheid voor 'gewone' Belgen, de FOD Justitie voor gedetineerden en de FOD Binnenlandse Zaken via Fedasil voor illegale migranten. Screeningcampagnes zijn dan weer het voorrecht van de Gemeenschappen. De HCV-coalitie zal zich een wandeling door dit labyrint moeten getroosten. Ze heeft immers bij de overheid een gedetailleerd plan neergelegd met de stappen die nog moeten ondernomen worden om zorgverleners en moeilijk bereikbare patiënten met elkaar in contact te brengen. Het invullen van deze noden doet een beroep op verschillende beleidsniveaus. Stefan Bourgeois geeft voorbeelden. "Onder andere in Antwerpen hebben we een systeem opgezet om moeilijk toegankelijke patiënten op te sporen, met de hulp van buddy's. Dat zijn ex-druggebruikers die ooit behandeld zijn voor hepatitis C, en hun weg weten te vinden naar patiënten die onder de radar van gezondheidswerkers blijven. We kunnen die outreaching opschalen, maar daarvoor zijn fondsen nodig. En niet alleen dat. Het statuut van gezondheidswerkers moet worden aangepast: een verpleegkundige mag in de huidige situatie geen vingerprik uitvoeren voor een snelle diagnostische test, en ook geen diagnose meedelen." Er valt overigens nog een andere muur te slopen. Patiënten die voor een ingreep naar het ziekenhuis komen, krijgen in hun preoperatief bloedonderzoek meestal ook een hepatitis C-test. Maar doorgaans is de patiënt al naar huis tegen de tijd dat het resultaat beschikbaar is. Nu heeft de hepatoloog meestal geen therapeutische relatie met de patiënt, waardoor hij de resultaten van de test niet zomaar kan inkijken. Het recht om een patiënt met een positieve test te contacteren, hoort er al helemaal niet bij. De kans is dus groot dat er in de databank van ieder ziekenhuis een aantal meldingen van positieve hepatitis C-testen zitten, zonder dat iemand daaraan ooit gevolg heeft gegeven. Volgens de HCV-coalitie moet het mogelijk zijn positieve resultaten op te pikken zonder dat de privacy van de patiënt in het gedrang komt. De vraag rijst of al die aanpassingen niet onevenredig veel moeite kosten, als men rekening houdt met het kleine aantal betrokken patiënten. Dr. Bourgeois denkt het niet: "Het gaat ieder jaar om 300 overlijdens die perfect kunnen vermeden worden. We beschikken tegenwoordig over geneesmiddelen waarmee de behandeling eenvoudig, kort en uiterst efficiënt geworden is. De kans op genezing bedraagt 97-98% na twee à drie maanden orale therapie, zonder bijwerkingen. Als we die goed hanteerbare behandeling niet tijdig kunnen inzetten, dan zal een aantal patiënten evolueren naar gedecompenseerde levercirrose en leverkanker. Die mensen komen in aanmerking voor levertransplantatie, met een veel hogere kostprijs dan het tijdig opsporen en behandelen van hepatitis C. Gezegd mag dat we in ons plan iedere wenselijke maatregel om meer hepatitis C-patiënten te detecteren, gebudgetteerd hebben." Een ander punt van kritiek betreft het risico op een nieuwe infectie. Zal een behandelde druggebruiker na genezing zijn drugsgebruik handhaven of hervatten, en daardoor opnieuw hepatitis C krijgen? De Antwerpse hepatoloog relativeert: "Herhaalde infectie zien we bij 1% tot 2% van de druggebruikers. Dat is minder dan bij MSM met een co-infectie van hiv en hepatitis C. Nu wil ik niet één stigma door een ander vervangen, maar we moeten vermijden om druggebruikers met alle zonden van de wereld te beladen, onder voorwendsel dat ze op de zelfkant van de maatschappij leven. Medicatie tegen hepatitis C geeft overigens even goede resultaten bij druggebruikers als bij andere patiëntengroepen, zolang er een buddy beschikbaar is die de therapietrouw bewaakt." "Ik denk dat we altijd wel zullen aankijken tegen een marge van druggebruikers met hepatitis C die zich niet willen laten behandelen. Maar uit eliminatiemodellen blijkt dat men het HCV kan uitroeien als men door screening 90% van de zieken detecteert, en 80% behandelt."