...

Jean Giono (1895-1970) is wereldberoemd in Frankrijk met 8 delen verzameld werk in de Pléiade en met een museum in zijn huis in Manosque. Bij ons is hij vooral bekend van zijn poëtische eco-parabel De man die bomen plantte.De Provence waar hij leefde, werkte en over schreef is bij hem geen liefelijke toeristische trekpleister vol geurige lavendelvelden en plataanbeschaduwde terrasjes. De Heuvel ligt in het onherbergzame door zon en wind getekende landschap van het Lure massief, het oostelijke verlengstuk van de Ventoux. De natuur geeft hier geen cadeaus, de eenvoudige boeren moeten hun bestaansrecht elke dag opnieuw bevechten op de elementen. De wegen zijn slecht begaanbaar, de stad is ver weg. Het gehuchtje Bastides Blanches (vier huizen en dertien inwoners) zit 'als sierduiven op de schouder van de heuvel'. De villa's van de gegoede burgers van Aix-en-Provence zijn 'teruggegeven aan de aarde', de brandnetels hebben de tuinen overgenomen.In een van de huizen ligt de tachtiger Janet na een beroerte verlamd in bed. Alleen zijn norse geest raast nog verder. De bijgeroepen dokter kan niet veel doen. Als later het jongste meisje in het dorpje doodziek wordt, helpen ook de middeltjes uit het volksgeneeskundeboek niet. Het leven is hard en de mens staat vaak met lege handen te midden van de krachten van de natuur. Het noodlot slaat toen, de bron valt droog, een bosbrand bedreigt het dorp. Met veel geluk kan een tegenvuur have en goed redden. De dorpsidioot is in de brand gebleven, zo zijn ze niet meer met 13. Als de oude man sterft lijkt het lot ten goede te keren, het water begint weer te stromen, het meisje overleeft te nauwer nood, het leven gaat door. De zwarte kat die al het onheil leek aan te kondigen mag weer gewoon een kat zijn. De mannen drinken absint terwijl 'de fles danst op het frisse water van de drinkbak'. Ondanks de hardheid van het bestaan op de Heuvel, een echo van wat Giono had meegemaakt in de loopgraven van de Grote Oorlog, is dit verhaal een feest van poëzie en verbeelding. Elke zin ademt aandachtige waarneming en zintuigelijke gewaarwording. Met weinig maar treffende woorden beschrijft Giono rotsen, water, vlammen, wolken, dieren, planten en mensen als één groot levend, zinderend, soms liefelijk, evengoed meedogenloos geheel. De mens is slechts een nietig maar onlosmakelijk onderdeel van de natuur. Haar wilde grootsheid is het eigenlijke hoofdpersonage van een innemende roman die je gemakkelijk drie keer na elkaar kan lezen.