...

Het hoeft geen betoog dat de gezondheidscrisis in het voorjaar flink inhakte op de al wankele financiën van de ziekenhuizen. Toch toont deze enquête aan dat die impact sterk varieert. Een belangrijke kanttekening daarbij is wel dat dit een foto van het verleden is. De ziekenhuisdirecties maakten een schatting op basis van informatie waarover ze in de zomer beschikten. Acht ziekenhuizen geven dan ook aan het niet te weten. Maar sommigen werden wel midscheeps getroffen: drie directies stellen een omzetdaling met minstens 40% vast. In één ziekenhuis op de zes gaat het over een vermindering met 30 à 40% en bij één op de vier kwam er een kwart minder inkomsten binnen. Volgens één ziekenhuis had de pandemie helemaal geen impact. De enquête vroeg de ziekenhuisdirecties hoe ze de meeruitgaven door de strijd tegen covid en de verliezen ten gevolge van het stopzetten/reduceren van reguliere activiteiten hoopten te compenseren. Een grote meerderheid (84%) rekent daarvoor op de overheid - die effectief al met twee miljard over de brug kwam, al is niet duidelijk wat de status van dit bedrag precies is. Bijna zes op de tien ziekenhuizen willen minder geld gaan uitgeven en 44% schroeft zijn investeringen terug. Bijna een kwart van de directies plande - in september, voor de tweede golf - meer inkomsten te genereren door de activiteitsgraad te verhogen. Enkele ziekenhuizen spreken hun reserves aan of zeggen 'anders en slimmer te gaan werken'. Allicht waren al veel ziekenhuisdirecties nog voor covid-19 van mening dat de ziekenhuisfinanciering aan herziening toe was. De gezondheidscrisis versterkt hen in die overtuiging. Vier op de vijf algemene en medische directeurs zijn voorstander van een nieuw model. Voor één op de tien voldoet het huidige financieringssysteem wel. Evenveel directies menen dat het systeem werkt maar stellen wel dat het in de huidige crisis op bepaalde punten contraproductief was. Nogal wat (medische) directeurs pleiten ervoor om het belang van de medische prestaties in de financiering te verminderen en de forfaitaire betaling van bepaalde pathologie te versterken. Zes op de tien respondenten zijn gewonnen voor een verhoogd forfaitair bedrag per pathologie zoals in de laagvariabele zorg. De helft van de algemene en medische directeurs kant zich tegen het afschaffen van afdrachten op erelonen met een herijking. Een vierde wil ze wel afschaffen en een vierde heeft geen mening. Enige, al dan niet realistische, zelfgenoegzaamheid is er ook bij. Negen op de tien directies zijn ervan overtuigd dat het ziekenhuis of klinisch netwerk voldoende expertise in huis heeft om een pandemie aan te pakken en een noodplan uit te rollen. In essentie zijn het de directie en de artsen die hiervoor over de nodige knowhow beschikken. In het algemeen stellen zes op de tien respondenten dat een gezond evenwicht tussen directie, medische raad en raad van beheer het ziekenhuisbeleid bepaalt. Voor één op de drie is het duidelijk de directie die de touwtjes in handen heeft, voor drie ziekenhuizen is dat de raad van bestuur en één instelling verwijst naar de overheid. Driekwart van de respondenten is van oordeel dat een depolitisering van de samenstelling van de raden van beheer in de openbare ziekenhuizen aan de orde is. Eén op de tien ziet daarvan de noodzaak niet in. Tot slot, en opmerkelijk, is dat meer dan 40% het oneens is met de stelling dat patiënten vertegenwoordigd moeten zijn in de raden van bestuur. En een kwart gaat niet akkoord met de stelling dat het medisch korps recht heeft op een belangrijke stem in het ziekenhuisbeleid en inbreng moet krijgen in de raad van bestuur.