...

Dat zei dokter Donald Claeys, secretaris-generaal van specialistenvereniging VBS, begin juli op een hoorzitting over de nieuwe ziekenhuisfinanciering en -organisatie in de Commissie gelijke kansen en volksgezondheid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Andere sprekers waren onder meer prof. Marc Noppen (UZ Brussel), prof. Katrien Kesteloot (UZ Leuven), dokter Gilbert Bejjani (Bvas) enz. "Heel wat specialisten vragen zich af of ze wel voldoende betrokken worden bij de omschakeling", stak dokter Claeys van wal. "Het gaat immers niet enkel over een rationeel gebruik van middelen. De overheid wil ook komaf maken met het moeilijke overleg tussen directies en ziekenhuizen. De hamvraag luidt: leidt dit tot betere en veiligere zorg?" Artsen zijn daarvoor de eindverantwoordelijken. Ze zijn bovendien goed op de hoogte van noden, toestellen en benodigde manpower. "Ze moeten dus permanent en actief betrokken worden bij een overschakeling. Dit wijzigt de organisatie van het participatiemodel immers fundamenteel", dixit Claeys. Een partnership, wederzijds respect en vertrouwen tussen zorgverstrekkers en directies is nodig. "Het volstaat daarbij niet artsen op te nemen in de raad van bestuur. Elke specialistische discipline moet rechtstreeks participeren om het gebruik van de middelen te bepalen en te verzekeren. De medische dienst blijft de kern van de ziekenhuisorganisatie. Medische diensthoofden zijn soms met adviserende stem aanwezig in de ziekenhuizen. Dat moet bij de omschakeling zeker veranderen", aldus dokter Claeys die eraan toevoegde dat de collega's hun diensthoofden best verkiezen. Circa 40% van de ziekenhuisfinanciering komt van het - retroactief bepaalde - Budget Financiële Middelen (BFM) en 40% van honoraria-afhoudingen. Artsen staan gemiddeld een derde van hun ereloon af, meestal om de putten te vullen. "Dat model stimuleert consumptie. Ziekenhuisdirecties gaan daarin verplicht mee. Vooral bij diagnostische en medisch-technische prestaties is het risico groot op een hogere prestatiedruk", licht Claeys één van de pijnpunten van het huidige systeem toe. Hij wees ook op de groeiende inbreng (bijna 20%) van farma en implantaten in de ziekenhuisinkomsten. "Op termijn dreigt hier een belangrijke belangenvermenging. De inbreng is immers rechtstreeks verbonden met consumptie." Een ander model, een prospectieve DRG-gerelateerde all-in (met uitzondering van de erelonen) financiering is realiseerbaar, denkt het VBS. Voorwaarde is wel dat men de reële kosten toetst aan het terrein. "Indien potentiële berekeningsfouten sommige aandoeningen benadelen en andere bevoordelen, bestaat het risico op 'cherry picking'", zei Claeys. Een essentiële voorwaarde is ook dat elke arts zijn therapeutische vrijheid behoudt en dat de goed voorgelichte patiënt keuzemogelijkheden heeft. "Dat alles uiteraard binnen de grenzen van EBM en doelmatige zorg." "Een prospectieve, resultaatgerichte, transparante en dynamische financiering van de exploitatiekosten gaat hand in hand met de volledige stopzetting van het afdrachtensysteem op erelonen", benadrukt het VBS. "De honorariummassa moet na afdracht op het huidige niveau blijven. En het principe van het zuivere ereloon moet voor elke discipline gelden." Volgens het VBS is een groot deel van de artsen gewonnen voor de afsplitsing van het professionele deel in een prestatie. "Op voorwaarde dat elk ereloon dan echt 'netto' is. Bij een consultatie moeten bijvoorbeeld ook de kosten van hardware en informatica erkend worden. En de zware personeelskost in de chirurgie." Want Claeys vreest dat de overheid zich omwille van 'quick-wins' en snelle vooruitgang zal beperken tot de medisch-technische diensten. "Budgettair is dat interessant maar het is sterk ontoereikend." Niet alleen bestaat het risico dat de reële kost onjuist wordt ingeschat. Donald Claeys vraagt zich ook af of men kosten altijd aan het ziekenhuis moet toewijzen. "Dient men geen bedrag te voorzien waarmee de arts de werkelijke kost recupereert? Kwaliteitsvolle, hoogwaardige specialistische zorg wordt immers ook vlot toegankelijk ambulant geleverd." Een scenario met gesalarieerde artsen is weinig realistisch, meent het VBS. De organisatie geeft de voorkeur aan de prestatiebetaling ("wellicht het gemakkelijkst toepasbaar"). Al zijn meer forfaitaire bedragen aangewezen voor permanentie, toezicht, kwaliteitscontrole, preventie en urgentie. Donald Claeys lichtte de achtergronden toe die de grote inkomensverschillen tussen specialismen verklaren: de nomenclatuur schat nieuwe technieken financieel te hoog in, moeilijk meetbare intellectuele prestaties worden ondergewaardeerd en de verschillen in werkingsmiddelen, werkbelasting en -volume tussen disciplines zijn groot. "Sommige artsen investeren ook 'meer dan normaal' in onderzoek of bijkomende vaardigheden. Dat verdient bijkomende verloning. Verschillen moeten blijven bestaan. Sommige artsen investeren immers meer in expertise en innovatie, doen zware permanenties of kloppen aantoonbaar langere werktijden. Verschillen moeten wel redelijk blijven", besloot dokter Claeys.