...

Wat de voeding betreft, drukken we ouders op het hart dat ze bij hun kind een normaal voedingspatroon moeten aanhouden, zegt prof. Gies (diensthoofd kindergeneeskunde, UZ Brussel). "Onder invloed van wat ze horen over diabetes type 2 denken ouders vaak dat hun kind met diabetes type 1 een koolhydraatarm dieet moet krijgen. Niets is minder waar: kinderen moeten groeien en hebben dus een normale hoeveelheid koolhydraten nodig, alsook een gezond, gevarieerd eetpatroon. Vanaf diagnose leren we ouders koolhydraten tellen. Met ons intensief insulineschema zorgen we ervoor dat de insulinedosis in verhouding staat tot de hoeveelheid opgenomen koolhydraten." "Wat we absoluut afraden, is het gebruik van dieetkoekjes met een lager koolhydraatgehalte, zoals die bij diabetes type 2 weleens gegeven worden. Enerzijds zit er in die koekjes meer vet, wat kinderen niet nodig hebben. Anderzijds bevatten ze vaak als zoetstof polyolen, die een laxatief effect hebben en buikpijn kunnen veroorzaken. Een kind met diabetes type 1 mag een koekje eten zoals ieder ander kind, op voorwaarde dat daar de juiste insulinedosis tegenover staat." "Bij ieder ander kind, maar nog meer bij kinderen met diabetes type 1 is het belangrijk obesitas en cardiovasculaire ziekten te voorkomen. Samen met de diëtiste proberen we gezonde voeding te promoten. Na diagnose en opstart van de insulinebehandeling is er vaak wat gewichtstoename, maar dat is niet meer dan compensatie van het gewichtsverlies dat daarvoor is opgetreden. Verdere, onwenselijke gewichtstoename kunnen we onder andere tegengaan door lichaamsbeweging. We raden kinderen met diabetes type 1 aan om actief aan sport te doen. Ouders staan daar vaak wat huiverig tegenover, omdat ze hun kind dan weer aan een sportclub moeten toevertrouwen. We begeleiden ze daarin door uit te leggen hoe men de dosis insuline kan aanpassen aan de intensiteit van de sport. Sportactiviteit is overigens niet alleen belangrijk om het cardiovasculaire risico verbonden aan diabetes type 1 te beperken, maar ook om psychische redenen: als het kind niet het gevoel krijgt dat het onder een glazen stolp geplaatst wordt, zal het des te gemakkelijker zijn ziekte aanvaarden." "We screenen patiënten met diabetes type 1 regelmatig naar metabole risicofactoren: bloeddruk, gewicht en - eenmaal per jaar - cholesterol. Ook tabaksgebruik wordt besproken. De jongste jaren, sinds we de metabole controle kunnen verbeteren, zien we dat het gewicht van kinderen met diabetes type 1 een beetje toeneemt. Een aantal kinderen met diabetes type 1 hadden oorspronkelijk niet zo'n gezonde voedingsgewoonten, maar ze kwamen niet aan, omdat ze glucose via de urine evacueerden. Nu ze door een adequatere insulinebehandeling hun diabetes beter onder controle hebben, zien ze hun lichaamsgewicht toch wel stijgen. Pubers hebben overigens heel snel door dat een minder goede controle van hun diabetes hen helpt om wat te vermageren of hun gewicht te stabiliseren. Ze dienen zich soms opzettelijk wat minder insuline toe." Omdat kinderen een episode van hypoglycemie niet altijd even duidelijk voelen opkomen of het niet kunnen melden, zijn ouders en andere mantelzorgers vaak terughoudend om voldoende insuline toe te dienen. Het is belangrijk hen (meermaals) duidelijk te maken dat het af en toe optreden van een milde hypoglycemie (zo'n 65 mg/dL) geen kwalijke gevolgen heeft voor het kind. Men moet veeleer vermijden dat de glycemie voortdurend veel te hoog is, wegens het cardiovasculaire risico dat daarmee gepaard gaat.Bij hypoglycemie (glucosewaarde < 70 mg/dL) dient men per 10 kg lichaamsgewicht één tablet druivensuiker of 30 ml suikerhoudende frisdrank toe. Achteraf kan men die dosissen individueel aanpassen naargelang van de evolutie van de glycemie. Bij ernstige hypoglycemie (glucosewaarde < 45 mg/dL) geeft men 0,5 mg glucagon IM (een halve ampul) bij kinderen met lichaamsgewicht lager dan 25 kg, en 1 mg glucagon IM bij kinderen met een lichaamsgewicht hoger dan 25 kg. Recentelijk is een intranasaal glucagonpreparaat ter beschikking gekomen (1 puff in één neusgat), maar bij gebrek aan studies in de jongste leeftijdsgroep kan dat slechts vanaf de leeftijd van vier jaar worden gebruikt.Ketoacidose is een complicatie van diabetes type 1 die vooral optreedt bij adolescenten, onder invloed van het reeds hogervermelde gebrek aan therapietrouw. Ketoacidose kan ook optreden als de katheter van de insulinepomp tijdens de nacht loskomt. "In dergelijke omstandigheden kan een kind al na een paar uur een ketoacidose ontwikkelen", weet Inge Gies. "We geven de kinderen of hun ouder mee dat ze bij misselijkheid en braken onmiddellijk hun ketonen moeten meten, ook al bestaat er een andere voor de hand liggende verklaring, zoals een epidemie van buikgriep." Kleine kinderen met diabetes type 1 ontwikkelen bij een infectieuze aandoening vaak een metabole ontregeling. Dat komt enerzijds omdat infectie stress en een toenemende insulineresistentie veroorzaakt, waardoor hyperglycemie en vaak ook ketonenvorming optreedt. Anderzijds eet een ziek kind vaak minder, waardoor de ouders geneigd zijn minder insuline toe te dienen, hoewel er altijd een basale hoeveelheid insuline nodig is - zeker in een situatie van verhoogde insulineresistentie. Omdat kinderen in de lever een beperkte glycogeenreserve hebben, gaan ze sowieso snel op een vetmetabolisme over. Ze komen terecht in een vicieuze cirkel van misselijkheid en braken, waardoor minder eten, nog minder opname van glucose en een verdere mobilisatie van het vetmetabolisme. Inge Gies: "Het probleem is daar dat we insuline willen toedienen om de cellen met glucose te voeden, zodat de ketonaanmaak stopt. Maar tegelijk heeft het kind geen eetlust. Men moet dan proberen het toch op één of andere manier glucose toe te dienen, met kleine slokjes cola of hapjes ijs. Waterijs wordt doorgaans goed aanvaard. Slaagt men er niet in hiermee de glucose op een niveau te krijgen dat de ketonvorming onderdrukt, dan moet het kind gehospitaliseerd worden voor intraveneuze toediening van glucose, samen met insulinetoediening. Bij een kind met diabetes type 1 en een infectie is het dus raadzaam de ketonen te meten. En: altijd de basale insuline blijven toedienen."