...

In Machines zoals ik vindt McEwan het verleden heruit. In zijn versie van de jaren 1980 verliest Margaret Thatcher de oorlog om de Falklands van Argentinië, vermoordt de IRA haar opvolger Labour PM Tony Benn en komen The Beatles weer bij elkaar. De eerste serie van kunstmatige mensen, 12 Adams en 13 Eva's, komt op de markt. Zij zijn het resultaat van een snelle technologische ontwikkeling aangestuurd door de wis kundige Alan Turing, die geen zelfmoord pleegde in 1954, vernederd en veroordeeld voor zijn homoseksualiteit.McEwan denkt de Turingtest door tot in het extreme. Wat gebeurt er als een robot niet meer te onderscheiden is van een mens? Het is een wezen dat ademt (ook al heeft het geen zuurstof nodig), met de ogen knippert (al is dat niet nodig voor het vochtig houden van de kunstmatige oogbol waar camera's in zitten), verliefd kan worden en gedichten schrijft. Als een kunstmatige mens zo goed gelijkt op een echte mens, wordt het op een bepaald moment onbeleefd om te vragen "Bent u echt?"Je zou deze Adam of Eva voor een gewone mens aanzien als je niet weet dat hij een verborgen aan/uit knop heeft en zich op het net moet aansluiten om de batterij op te laden.Een van de Adams wordt gekocht door Charlie Field. Hij had gedacht dat zijn kunstmens gebruiksklaar zou arriveren maar hij moet bij het opstarten van zijn nieuwe huismaat door een hele procedure om de vijf persoonlijkheidsdimensies naar keuze in te stellen. Charlie verzucht dat de gewone fabrieksinstellingen een eigentijds synoniem zijn voor het lot. Want komen wij niet allemaal met vaste instellingen op basis van een voorgeschiedenis van genen en achtergrond in andermans leven? Het is een kleine terzijde die een groot idee bevat.Zo passeert er wel meer uit de rijke kenniswereld van McEwan: Bayesiaanse statistiek, determinisme en vrije wil, gender, adoptie en ouderschap, een wiskundig probleem zoals P versus NP en vragen zoals wat is leven of wat is bewustzijn. En zoals altijd bij deze schrijver zijn die wetenschappelijk onderbouwd en naadloos literair verwerkt.Machines zoals ik is een fascinerend gedachte-experiment in romanvorm. Zowat alle filosofische en neurobiologische vragen van de laatste 50 jaar over (artificiële) intelligentie of (menselijk) bewustzijn zitten er in. Het is McEwans talent om die inhoud om te zetten in een prikkelend en meeslepend verhaal. Dat krijgt een tragische finale als de ene na de andere Adam en Eva zichzelf uitschakelt. Ze verwijderen zichzelf uit deze wereld waarin ze niet kunnen leven met het 'onmenselijke' gedrag van de mensen van vlees en bloed naar wiens evenbeeld ze geschapen zijn. Ze gaan ten onder aan 'machineverdriet' om onrechtvaardigheid en brutaliteit.Niets menselijk is Adam vreemd terwijl zijn gedachten en gevoelens toch door elektronische circuits veroorzaakt worden. Wat is het verschil nog met de gedachten of gevoelens van Charlie (of de lezer) die uiteindelijk toch ook maar gegenereerd worden door elektrische en chemische stroompjes in neuronen?McEwans slimme roman draait niet zozeer om de vraag of machines kunnen denken en of artificiële intelligentie al dan niet een bedreiging of een zege is, maar wel wat is het om een mens te zijn. Een mens die zichzelf nog maar ten dele begrijpt.