...

Wat is het eerste beeld dat u voor de geest komt als u terugdenkt aan de Olympische Spelen?Het olympisch dorp toch wel. Een hockeyveld blijft een hockeyveld en het stadion was wel groter dan we gewend waren, maar het dorp was toch het indrukwekkendst. Je komt voortdurend atleten tegen, mensen die in hun discipline bij de besten zijn. Iedereen is ook enorm sociaal, waardoor je meteen aan de praat raakt en andere nationaliteiten en sporttakken leert kennen. Ik herinner mij een heel aangenaam gesprek met een atlete van Tonga, een klein eiland met een gelovige bevolking. Haar levenssfeer lag mijlenver van de onze. Ze sprak over hoe God haar de deelname gegeven had en hoe de Kerk een financiële bijdrage had geleverd zodat ze naar Londen kon. Ze zag de Spelen echt als een cadeau, terwijl wij trots zijn dat we er zo hard voor gewerkt hebben en het maar normaal vinden dat we er niet voor moeten betalen. U was op de Spelen in Londen mee als reservespeelster. Vond u dat lastig?Dat was niet gemakkelijk. Het was een dubbeltje op z'n kant toen ik er naartoe leefde. Een maand voor de Spelen kreeg ik te horen dat ik mee mocht, maar dan wel als reserve. Ik wist dat ik daarna mijn carrière zou stopzetten, maar ik dacht: pak het mee zoals je het krijgt. En dat heb ik gedaan. Ik moest fit blijven voor het geval ik de kans zou krijgen om te spelen. Ik deed mee aan de trainingen en meetings, al had ik liever op het veld gestaan. Maar je probeert te genieten. De Spelen kan je sportief met niets anders vergelijken. Het is waar elke sporter van droomt. Iedereen is trots om erbij te kunnen zijn. Toen ik begon bij de nationale ploeg was het ondenkbaar dat we ooit naar de Spelen zouden kunnen. En plots stonden we daar. De jaren voordien was u nog een van de steunpilaren met rond de 150 caps. De Spelen en de groeiende populariteit van het hockey, dankzij de sterke prestaties van de Belgische mannen- en vrouwenploegen, kwamen net te laat in uw carrière om er nog iets van mee te pikken.Ja, die indruk had ik ook ( lacht). Je ziet nu veel meer clubs dan vroeger en je merkt ook dat veel meer meisjes willen hockeyen. Vroeger was de verhouding man-vrouw 90-10, nu zit je bijna aan 50-50. In mijn tijd waren er zelfs geen jeugdploegen voor meisjes. Ik speelde mee met de jongens. In 2008 in Peking was de nationale ploeg niet geplaatst - toen was ik onmisbaar in het team. Maar hockey was niet het enige in mijn leven. Ik zat in mijn laatste jaren geneeskunde en ik wou op Erasmus gaan. Heeft het hockey u geholpen in uw studies en loopbaan als arts?Als ik mijn situatie vergelijk met die van sommige collega's dan was Universiteit Gent echt heel meewerkend vanaf jaar één voor mij als student-topsporter. Het was niet de gemakkelijkste combinatie, maar ik had niet het gevoel dat ik beter gestudeerd zou hebben mocht ik niet gehockeyd hebben. Als er sporters op consultatie komen, merk je dat je veel van je eigen ervaringen herkent en kan gebruiken. Naast het AZ Damiaan in Oostende bevindt zich Eclair Hockey Club, waar ik ook mogelijkheden zie voor blessurepreventie- en behandeling. Sommige leden van mijn club, de Gantoise, contacteren mij hiervoor af en toe. U was als begeleidend arts aanwezig tijdens de Jeugdspelen van 2014 in Nanjing, China.Die waren niet zo groots als de echte Spelen, maar wel indrukwekkend. Het doel daar was niet louter het sportieve, maar ook de jeugd laten kennismaken met de olympische mentaliteit en geschiedkundige en culturele nevenactiviteiten. Hen de goesting bijbrengen om verder te gaan in hun sport. Het BOIC koos daarvoor begeleiders en coaches met een olympische achtergrond. Wordt u nog aangesproken op uw carrière en uw selectie voor Londen 2012?Heel soms gebeurt het dat er een patiënt is die wat opzoekingswerk deed en die op de hoogte is. Wat is de impact van hockey op uw lichaam?Ik hockey al 30 jaar en ik kreeg maar één keer een blessure, aan de heup. Er is een pass- en sleepbeweging waarbij je laag bij de grond moet blijven en roteren, en die belastend is voor de heup. Een hockeyer heeft vaak net een hele sterke rug, omdat je die altijd - ook als je vooroverbuigt - gestrekt houdt. Er bestaan studies die aantonen dat er niet méér rugklachten voorkomen bij hockeyers. Hockeyt u nog in uw vrije tijd?Ik mis een beetje een doel, maar er is zo veel in de plaats gekomen in mijn leven: mijn werk, een kind en een tweede kind op komst. Dat neemt zoveel tijd in dat je de rest niet mist. Vorig jaar kon ik door mijn zwangerschap maar een stuk of drie wedstrijden spelen. Dit jaar heb ik het begin van het seizoen meegemaakt, maar ik verwacht dat ik er volgend jaar na mijn bevalling weer sta voor een training en een wedstrijd per week. Ik beleef er nog altijd enorm veel plezier aan, ook al zakt mijn niveau steeds verder ( lacht).