Bij het begin van de 19de eeuw maakte een Weense arts furore met een theorie over de hersenen als bron en motor van gedrag en persoonlijkheid. Zijn op- en misvattingen en de intellectuele gevolgen ervan zijn onderwerp van een onderhoudend boek.
...
Franz Joseph Gall begon in 1796 bij hem thuis lezingen te geven over de anatomie van de hersenen. In het half duister, tussen flakkerende kaarsen, creëerde Gall in het zwart gekleed een gewijde sfeer. Rondom stonden schedels opgesteld (hij verzamelde er duizenden) terwijl assistenten met scalpel in de hand klaar stonden om een brein te ontleden.Ondertussen vertelt Gall over zenuwen en ruggenmerg, over witte en grijze stof en hoe de verschillende hersenonderdelen verantwoordelijk waren voor aspecten van de menselijke geest. Moordzucht en agressie, net als kunstzinnigheid en intelligentie werden volgens hem geproduceerd in die hersenwindingen. De geest bevond zich in het brein en geestesziekten waren dus ook hersenaandoeningen.Galls mengeling van wetenschap en theater was verleidelijk en indrukwekkend. Hij opende heel nieuwe perspectieven op de mens en diens identiteit. De verschillen tussen individuen, hun goede en slechte eigenschappen, bleken een biologische basis te hebben. Als Gall het daarbij gehouden had was hij hoogstens een vroege voorloper van Dick Swaab geweest. Maar Gall ging verder. Hij gebruikte zijn anatomische expertise om de immens populaire theorie van de Zwitserse predikant Johann Lavater een nieuw elan te geven.Lavaters fysiognomie analyseerde de vorm van het gezicht om daaruit karaktereigenschappen af te leiden. Gall deed dat af als niet-wetenschappelijke prietpraat en positioneerde zich als de wetenschappelijk verantwoorde versie van de persoonlijkheidskunde: volgens hem moest je kijken naar de bobbels, hobbels en deuken op de schedel om te begrijpen waarom en hoe iemand is. Gall was op zoek naar wetmatigheden en liet zich bij gebrek aan degelijke empirie door zijn fantasie op een dwaalspoor brengen. Dat spoor zou door zijn leerling en opvolger Johann Spurzheim uitgebouwd worden tot wat we nu kennen als de frenologie. Net als Lavater kreeg Gall veel tegenkanting van kritische artsen, filosofen, kerk en overheid, maar genoot veel bijval van mensen zoals Goethe en andere romantische denkers. De frenologie groeide uit tot een commerciële onderneming die er uitzag als een populair volksgeloof dat tot grote hoogten werd opgestuwd. Ze sprak tot veler verbeelding, niet het minst omdat ze simpele antwoorden leek te geven op moeilijke psychologische en sociale vragen. Zo kon ze worden ingezet om politieke en racistische denkbeelden te onderbouwen zodat ze, zeker ook in de Angelsaksische wereld, een maatschappelijke factor van belang werd. Het bewogen leven van Gall en de geschiedenis van de frenologie is door de Nederlandse neuropsycholoog Theo Mulder uitmuntend beschreven in De hersenverzamelaar. Hij situeert leven en werk van Gall in de geschiedenis van wetenschap en samenleving van de 19de eeuw. Daarmee wordt duidelijk hoe een charlatanesk gedachtegoed diep doordrong in de geneeskunde en het onderwijs, zich nestelde in de rechtspraak en de literatuur en zijn anatomische inzichten de weg effenden voor de antropologie en de neuropsychologie. Mulder vermeldt het slechts terloops maar de overeenkomsten met een verhaal dat een eeuw later in datzelfde Wenen zou beginnen, zijn treffend: een verleidelijke pseudotheorie gebaseerd op een falende methodologie, een heroïsche einzelgänger die tegen de gevestigde macht moet opboksen, trouwe volgelingen in een sektarische beweging die uiteenvalt in elkaar bestrijdende fracties, financiële belangen die het verzamelen van betrouwbare kennis in de weg zitten, aangewend als inspiratiebron voor kunstenaars en kwakzalvers. De geschiedenis van Gall en zijn leer is uitstekend oefenmateriaal voor een cursus kritisch denken. Sporen van zijn ongetwijfeld goed bedoelde maar goedgelovige methode zijn nu terug te vinden in de deterministische uitleg bij hersenscans van populistische neurologen en in de manipulerende technieken van menig HR-goeroe. De hedendaagse hype van alles wat met neuro- begint is bij Franz Joseph Gall begonnen toen de anatoom overschaduwd werd door de schedellezer.