Het Riziv schrijft een openbare aanbesteding uit voor Clinical Decision Support in de huisartsendossiers. Het beoogt CDS in drie projecten: aanvragen van klinische biologie, van medische beeldvorming en voorschrijven van antibiotica. Artsenkrant berichtte daarover op haar website (3 september). Professor emeritus Jan Van Damme (KU Leuven) zegt dat CDS in het elektronische dossier eigenlijk al decennialang bestaat, en trekt er een essentiële les uit.
...
Reeds in 1985 heeft onze groepspraktijk de stap gezet naar het elektronisch dossier. Een van de hoofdredenen was dat er toen al in de consultatieregistratie een eerste inhoudelijke meerwaarde gecreëerd werd. Bij het invoeren van een medicijn werd door het systeem onmiddellijk een reeks evaluaties gemaakt. Zo werd steeds nagekeken of er in de medicatie ingrediënten aanwezig waren, die bij deze patiënt als allergeen geregistreerd waren, of die als mogelijke contra-indicatie - verschillend in actieve ziekten en in antecedenten - moesten worden gezien. Ook interacties met andere medicatie die de veiligheid van de patiënt in gevaar konden brengen werden gecheckt. Binnen enkele seconden kon de huisarts het voorschrift afwerken of stond een specifiek advies op het scherm over hoe om te gaan met deze gegevens als er een probleem ontdekt was. De beslissing hoe hiermee om te gaan lag steeds bij de arts zelf. De enige voorwaarde voor de arts was allergeen, diagnose en medicatie gestructureerd - met andere woorden als trefwoord, de codering werd intern door het systeem toegevoegd - in het patiëntendossier in te voeren: een lastige voorwaarde, of liever een boeiende motivatie om gegevens correct in te voeren. Uiteraard zijn deze gegevens in de volgende 35 jaar zeer sterk ontwikkeld zowel wat het aantal gegevens als extra bewakingsmogelijkheden betreft. De huidige mogelijkheden van interactieve bewaking omvat allergenen, contra-indicaties (inclusief de verschillende periodes van zwangerschap en borstvoeding), medicatie-interacties, intoleranties en monitoring bij het opstarten (= zijn er gegevens die moeten bekend zijn om deze medicatie veilig op de starten).Een volgende uitbreiding is al op komst: wanneer de patiënt een klacht verwoordt (bijvoorbeeld jeuk), kan het systeem nagaan of dit een mogelijk gevolg is van een voorgeschreven geneesmiddel - rechtstreeks of veroorzaakt door medicatie-interactie - dat op dit ogenblik door deze patiënt ingenomen wordt. De ondersteunende database (Nederlands en Frans) werd enkele jaren geleden grondig opnieuw gestructureerd zodat deze feitelijk in gelijk welk systeem bruikbaar kan gemaakt worden - natuurlijk moet de laatste stap, de koppeling met het eigenlijke dossiersysteem, steeds door dit systeem zelf gemaakt worden. De recente update van de ondersteunende database was bijna 1,2 gigabyte groot, na de download via internet duurde installatie enkele minuten. Een kleine 20 jaar geleden hebben we de medische ondersteuning door de medicatiebewaking aangevuld met de protocolgestuurde schermen. De bedoeling was om gegevens zo veel mogelijk via parameters gestructureerd te registreren. Dat biedt de kans aanbevelingen tot in de kern van de consultatie te integreren: zowel de redenering van de arts als de registratie wordt ondersteund door de opsomming van de parameters, die in deze concrete context relevant zijn.Ook parameters, die gegevens uit andere delen van het dossier verzamelen, kunnen zeer ondersteunend zijn. Bijvoorbeeld, in het COPD-scherm wordt de actuele behandeling opgehaald en gerangschikt volgens de uitslag van formule van de COPD Assessment Test, zoals in 2014 aanbevolen. Ook niet-aanwezige gegevens staan in de lijst. Elke over- of onderbehandeling volgens de aanbeveling is onmiddellijk af te lezen: aan de arts om te beoordelen of beleidsaanpassing nuttig is. Het feit dat parameters technisch uniek zijn laat toe dat dezelfde parameter bij verschillende onderwerpen op diverse manieren gebruikt worden. Bijvoorbeeld, hoe uitgebreid moet dit bevraagd worden? Hoe dikwijls moet dit opnieuw bevraagd/onderzocht worden? De vertaling van een aanbeveling tot in de kern van de consultatie en de consultatieregistratie is een moeilijke opdracht onder andere omdat de gegevens van de aanbeveling maar zelden voldoende concreet doordacht zijn naar het functioneren tijdens het patiëntencontact. Hier is de steun van allerhande specialistische werkgroepen essentieel. Voor zover ik kan uitmaken werd de actuele keuze van het Riziv voor 'één generiek systeem' toen al volwaardig gerealiseerd, zowel binnen het eigen systeem als in het kader van het uitwisselen van alle nuttige gegevens. Dat is niet alleen mogelijk in functie van de administratie, maar ook binnen gestructureerd communiceren van alle aspecten van de zorg aan alle zorgverleners - inclusief de patiënt. Zelfs de overbelasting door administratie - dé hoofdklacht van veel gebruikers - wordt hierdoor in boeiende mate grotendeels opgevangen.