Dat nierziekten bij kinderen meestal van genetische oorsprong zijn, is niet nieuw. Maar dat chronisch nierlijden bij volwassenen ook vaak genetisch bepaald is, werd pas enkele jaren geleden duidelijk. Wat betekent dat voor de zorg van deze patiënten?
...
In het UZ Gent vindt sinds kort multidisciplinair overleg plaats tussen de klinisch genetici, nefrologen en kindernefrologen. "Door de handen in elkaar te slaan, vinden we vaak een verklaring voor wat vroeger 'chronisch nierlijden van onduidelijke etiologie' werd genoemd", stelt dr. Tim Van Damme.Hij is als nefroloog actief in het Centrum voor Medische Genetica en volgt de ontwikkelingen in de genetische diagnostiek op de voet. Die blijven zich dan ook in snel tempo aandienen: onlangs nog voegde het team een honderdtal nieuw beschreven genen toe aan hun testpanel voor nierziekten. Maar welke patiënten moeten we nu precies doorverwijzen voor zo'n genetisch onderzoek? "Genetisch onderzoek is aangewezen voor alle patiënten met chronisch nierlijden bij wie de gebruikelijke diagnostiek geen duidelijke verklaring (zoals hypertensie, diabetes, of een auto- immuunziekte) oplevert", zegt dr. Van Damme. "Zeker bij patiënten met een familiale voorgeschiedenis van nierlijden zullen we vaak genetische 'foutjes' vinden. Hetzelfde geldt voor patiënten met een syndromale pathologie. Maar ook in de andere gevallen is het belangrijk om te testen op genetische oorzaken en risicofactoren." Waarom precies? "In eerste instantie kan het voor de patiënt zelf erg waardevol zijn om een oorzaak te vinden, een diagnose te stellen", weet de specialist. "Als we de etiologie kunnen achterhalen, kan dit verdere risicovolle onderzoeken zoals een nierbiopsie vermijden, en geeft dit ons ook informatie over de prognose van de nieraandoening." "In sommige gevallen kan de diagnose het behandelplan aansturen. En genetisch onderzoek laat ons ook toe het familiaal risico op nierlijden beter in te schatten. Zijn er familieleden die risico lopen op nierlijden? En bij mensen die (nog) kinderen willen: is er een plaats voor prenataal genetisch onderzoek, of pre-implantatie genetische testing?" Een belangrijke opmerking, volgens dr. Van Damme: "Wanneer genetisch onderzoek negatief terugkeert, wil dat niet noodzakelijk zeggen dat het nierlijden niet van genetische aard is. Misschien is het ziektegen nog niet gekend, ligt de fout op een stuk van het genoom dat moeilijk te analyseren is, of bevindt ze zich in het mitochondriaal DNA en niet in het nucleair DNA. Soms wordt ook een genetische variant gerapporteerd waarvan de klinische betekenis niet duidelijk is: we kunnen dan niet met zekerheid stellen of deze het nierlijden wel of niet verklaart en dit soort varianten moet verder klinisch uitgewerkt worden." "Er zijn m.a.w. veel mogelijke redenen waarom genetisch onderzoek negatief terugkomt bij een persoon die wel degelijk een genetische aandoening heeft, of waarvan we het sterk vermoeden", klinkt het. "De interpretatie ervan is anders dan van standaard bloedonderzoek." Algemeen gesproken vindt men bij een vijfde van de patiënten een genetische oorzaak voor het chronisch nierlijden. Bij kinderen ligt dat percentage een stuk hoger. Heel vaak zal de diagnose weinig of niets veranderen aan de opvolging van de patiënt. "Mensen komen naar een gespecialiseerd centrum voor genetisch onderzoek in de hoop een antwoord te vinden op een aantal cruciale vragen, maar nadien pikt de eigen nefroloog de zorg opnieuw op. Het is niet zo dat wij dossiers overnemen", merkt de nierspecialist op.Af en toe zal het genetisch resultaat wél een invloed hebben op de behandeling. "Wanneer een nefrotisch syndroom genetisch bepaald is, is de therapierespons op corticosteroïden en immunosuppressiva zeer slecht. In dat geval geef je zulke medicatie beter niet, want ze geeft veel bijwerkingen", legt dr. Van Damme uit."Bij een atypisch hemolytisch uremisch syndroom heeft het monoklonaal antilichaam eculizumab dan weer een therapeutische meerwaarde. Eén van de voorwaarden voor terugbetaling van deze behandeling is een positief genetisch onderzoek. En in sommige gevallen zullen wij op basis van het genetisch onderzoek aanraden om aanvullende onderzoeken te doen zoals een echocardiografie, een nazicht van het zicht of het gehoor." Tim Van Damme hamert op het belang van een nauwe samenwerking tussen alle betrokken zorgverleners, om tot de juiste diagnose en aanpak te komen. "Zeker wat zeldzame aandoeningen betreft, zijn de netwerken die zich ontwikkelen - op regionaal, nationaal, maar ook op Europees niveau - essentieel. We hebben elkaar nodig en mogen niet bang zijn om patiënten door te verwijzen voor aanvullend advies." Nierziekten van genetische oorsprong zijn overigens niet per se zeldzaam. Het syndroom van Alport, gekenmerkt door een defect van type IV collageen, werd lang gezien als een zeldzame, X-gebonden aandoening die enkel jongens en mannen trof. Vandaag weten we echter dat er ook recessieve en dominante vormen bestaan. "Ongeveer vier op duizend mensen hebben een dominante vorm van de ziekte van Alport. Niet zo zeldzaam, dus. Het zijn mensen met langer bestaande hematurie, die op oudere leeftijd nierfalen kunnen ontwikkelen en best jaarlijks opgevolgd worden bij de nefroloog", geeft dr. Van Damme nog mee.