...

Het voorbije decennium werd de kloof tussen het brandstofverbruik dat de autoconstructeurs in hun catalogus vermelden en het werkelijke verbruik steeds groter. Volgens metingen door de Zwitserse mobiliteitsvereniging TCS lag het gemiddelde reële verbruik van personenwagens tot voor kort tussen 1,6 en 1,8 l per 100 km hoger dan de opgegeven waarde. Om het brandstofverbruik te berekenen, gebruikten constructeurs sinds 1997 de NEDC-methode (New European Driving Cycle). Hierbij wordt het verbruik op een testbank gemeten. De condities daarbij zijn echter weinig realistisch; zo wordt steeds heel langzaam opgetrokken en veelal een constante snelheid aangehouden. Bovendien werden voertuigen vaak 'geoptimaliseerd' voor de testprocedure, bijvoorbeeld door smallere banden en minder accessoires te plaatsen. Sinds het begin van het jaar moeten de verbruiksmetingen worden uitgevoerd volgens de nieuwe WLTP (Worldwide Light-Duty Test Procedure) standaard. Ook WLTP-metingen worden uitgevoerd op een laboratoriumtestbank, maar volgens een veel realistischer protocol. De WLTP-meetcyclus simuleert een dynamischer rijgedrag met een hogere gemiddelde snelheid en maximumsnelheid. Deze parameters komen veel beter overeen met het werkelijke rijden. Het voertuig mag niet langer worden geoptimaliseerd om het verbruik te verlagen. Uit metingen van de TCS blijkt dat de WLTP het gewenste effect heeft. Bij nieuwe voertuigen bedraagt het verschil tussen de cataloguswaarden en de werkelijke metingen gemiddeld slechts 0,3 l/100 km. Bij een milieuvriendelijke rijstijl (ECO Drive) stemt het reële verbruik volledig overeen met de fabriekswaarden. Het TCS testcentrum in Emmen meet het brandstofverbruik volgens EU-richtlijn 80/1268/EWG. Tijdens de testcyclus leggen de voertuigen zowat 3.000 km af.