...

Artsen zijn niet (meer) bang van multidisciplinariteit. Zowat twee derde (63%) van de bevraagde artsen meent dat het 'nuttig' is en 25% dat het 'haalbaar' is. Slechts 5% van de respondenten vindt multidisciplinariteit 'nutteloos' en 7% zelfs 'gevaarlijk'. Nederlandstaligen staan meer open voor samenwerking (66%) dan hun Franstalige collega's (56%), 12% van de Franstalige deelnemers vindt multidisciplinariteit 'gevaarlijk', tegenover 5% van de Nederlandstalige respondenten.Artsen hebben vaker contact met verpleegkundigen dan met apothekers of kinesitherapeuten. De frequentie van de samenwerking met verpleegkundigen wordt door 75% van de artsen als 'regelmatig' omschreven, samenwerking met kinesitherapeuten en apothekers als 'occasioneel' (zie grafiek).Wanneer artsen samenwerken met andere zorgverstrekkers dan doen ze dat regelmatig - in afnemende volgorde - in de vorm van telefonische communicatie, geschreven communicatie en elektronische communicatie om een taak te delegeren, voor een overlegvergadering of een virtuele vergadering. Van virtuele vergaderingen is nog geen sprake maar 18% van de respondenten meent dat er werk moet van gemaakt worden. Hetzelfde geldt voor het delegeren van taken, iets wat 11% van de artsen wel ziet zitten.Maar wat denken artsen over het delegeren van taken die gewoonlijk door de huisarts worden verricht aan een andere gezondheidszorgbeoefenaar? 61% van de artsen zegt dat het 'onvermijdelijk' is (18%) en nuttig (43%). Maar volgens een derde (28%) van de artsen is het gevaarlijk. Nederlandstalige artsen staan meer open voor de evolutie dan Franstalige artsen; 40% van de Franstalige respondenten vindt het delegeren van taken gevaarlijk, tegen 23% van de Nederlandstalige artsen. Van de Nederlandstalige artsen vindt 23% dat de evolutie onvermijdelijk is, versus 6% van de Franstalige collega's.Welke taken kunnen volgens de artsen gedelegeerd worden? Op de eerste plaats staat biometrie (bloeddruk, hartslag, gewicht, lengte,...), gevolgd door preventie (dieetadviezen, roken, fysieke activiteit, controle vaccinatieschema) en technische onderzoeken (ECG, spirometrie) zonder controle.Respondenten zijn minder te vinden voor het delegeren van taken zoals het voorschrijven van voorschriftplichtige geneesmiddelen (95% is er tegen), het aanpassen van de dosering van chronische medicatie (94% is tegen), de aanpassing van het insulineschema (77% is tegen), het toedienen van vaccins (64% is tegen) en de opsporing van colorectale kanker en borstkanker (61% is tegen).Ook hier is er een verschil tussen Nederlandstalige en Franstalige artsen. Franstalige artsen zijn vaker dan hun Nederlandse collega's tegen het delegeren van vaccinatie (69% versus 61%) en het aanpassen van het insulineschema (78% versus 76). Omgekeerd zijn Nederlandstalige respondenten meer terughoudend dan hun Franstalige collega's wat het voorschrijven van voorschriftplichtige geneesmiddelen betreft (96 versus 94%) en het aanpassen van de dosering van chronische medicatie (95% versus 89%).