...

Dat blijkt uit een onderzoek dat in opdracht van de Europese Commissie in de eerste helft van 2018 plaatsvond. In de 27 deelnemende landen werden in totaal 5.793 artsen bevraagd - in België namen 282 huisartsen deel.De foutenmarge is erg klein voor de Europese bevraging (1,3%) maar veel groter voor de aparte landen (voor België 5,9%). Het is niet de eerste maal dat die bevraging plaatsvond, maar het was wel van in 2013 geleden. Nederland moest deelname aan dit Europese onderzoek voor een keer overslaan.België komt helemaal niet als een koploper uit het onderzoek - het zit veeleer in de middenmoot. De Belgische huisartsen komen in het lijstje van de collega's uit 27 landen pas op de elfde plaats wat de aanvaarding van e-health betreft. Die kun je verder opsplitsten in vier dimensies - en die dimensies weer in subdimensies. De vier dimensies van het e-health-universum zijn het eigenlijke EMD (het elektronische medische dossier van de huisarts), de gegevensuitwisseling, telegeneeskunde en het patient health record. Het PHR geeft de patiënt toegang tot het systeem. De landen die het best presteren zijn Denemarken, Estland en Finland - gevolgd door Spanje, Zweden en de UK.België komt er het beste uit voor de dimensie gegevensuitwisseling. In totaal werden hier 13 functies bevraagd, waarvan de meest geliefde op Europese schaal het uitwisselen van laboratoriumresultaten, het maken van elektronische ziektebriefjes en het maken van een elektronische medicatievoorschrift zijn.De Belgische huisartsen komen hier op de achtste plaats. Voor de functies die specifiek het uitwisselen van klinische gegevens betreft, komen onze huisartsen zelfs op de zevende plaats. Voor de andere, meer administratieve subdimensies, waaronder het maken van elektronische ziektebriefjes, komen we pas op de 11de plaats.Ook wat de aanvaarding van het gebruik van het EMD betreft, komt ons land er niet zo slecht af. Hiervoor werden in totaal 23 functies bevraagd. Voor de subdimensie van het beheer van gezondheidsgegevens komt ons land op de 9de plaats, voor het bijhouden van administratieve gegevens over de patiënt (waaronder betalingsgegevens) op de 8ste, en voor het delen van medische beeldvorming op de 7de. Voor de twee andere subdimensies vallen we uit de top tien: beslissingsondersteuning (plaats 11) en het beheer van resultaten en elektronische voorschriften (plaats 14).Helemaal aan het staartje in deze bevraging bengelen we wat het gebruik van telegeneeskunde betreft. Vooral dan als het gaat over telemonitoring door de huisarts, of de mogelijkheid van een elektronische consultatie. Maar ook voor e-learning scoren onze huisartsen maar een povere 23ste plaats. Niet veel beter vergaat het ons land in deze bevraging als het over de toegang van de patiënt tot zijn medische gegevens betreft. We komen hier pas op de 19de plaats. Het gaat dan over de mogelijkheid van de patiënt om zijn medische gegevens in te kijken en eventueel aan te vullen.Tal van factoren bepalen het tempo waarin huisartsen e-health aanvaarden. Eén ervan is het systeem van de gezondheidszorg. In Europa heb je systemen gefinancierd en georganiseerd vanuit de overheid - met de Britse NHS als prototype - en systemen gebaseerd op een ziekteverzekering. e-Health is makkelijker te organiseren als er niet te veel instanties bij betrokken zijn, luidt de hypothese - dat wil dan zeggen: in landen met een NHS-systeem.En inderdaad: bijna alle landen genoemd in de kopgroep voor e-health behoren tot dat type. Zes landen in het onderzoek behoren tot het type 'ziekteverzekering': België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Ierland en Oostenrijk. Binnen deze subgroep komt België op de tweede plaats voor de aanvaarding van e-health in zijn geheel - op de eerste plaats zelfs voor de dimensie gegevensuitwisseling. Estland, dat heel goed uit het onderzoek komt, is een transitieland. De groep van transitielanden scoort in de regel evenwel lang niet zo goed.Het onderzoek ging ook de attitude na van artsen tegenover e-health - hoe ze een aantal mogelijke positieve effecten beoordelen en hoe ze staan tegenover obstakels. Aan de hand daarvan onderscheidt het vier soorten van artsen. 'Enthousiasten' zien vooral positieve effecten en weinig obstakels. 'Realisten' hebben oog voor beide soorten elementen. 'Schoorvoetenden' beklemtonen de obstakels. En 'onverschilligen' willen noch de positieve gevolgen noch de obstakels in de verf zetten.In heel Europa vormen de realisten de grootste groep (36%) gevolgd door de enthousiastelingen (27%). De onverschilligen (23%) nemen de derde plaats in en de schoorvoetenden (14%) zijn de kleinste groep. In België zit het anders in elkaar. De groep onverschilligen (29%) is hier ongeveer even groot als de groep realisten (30%). De schoorvoetenden (21%) zouden net iets talrijker zijn dan de enthousiasten (20%).Er zijn in de enquêteresultaten anno 2018 geen grote verschuivingen te zien in vergelijking met 2013. Vooral elektronische geneesmiddelenvoorschriften en ziektebriefjes zijn meer ingeburgerd geraakt. De groep onverschilligen is gestegen en het aantal enthousiasten is verdubbeld.