...

De sporters die bij dokter Kris Peeters in Hamme op consultatie komen of die zich medisch laten keuren, zijn actief in de meest uiteenlopende disciplines, zegt hij: atletiek, bobsleeën, kunstschaatsen, voetbal, turnen, veldrijden, ... Daarnaast is hij ook teamarts van voetbalclub Beerschot.Corona is in elke sporttak de rode draad door het seizoen. Terwijl de diverse competities een verstoord verloop kennen, wordt van sporters en in het bijzonder van de olympische mentaal het uiterste gevraagd: ze moeten zich klaarstomen voor een evenement dat vorig jaar al eens werd uitgesteld en waarvan twijfel is ontstaan of het dit jaar dan wél zal doorgaan. "Voor iemand als Eline Berings is het nog moeilijker", zegt dr. Peeters. "Ze is aan het einde van haar atletiekcarrière gekomen. Maar ze wilde er zeker nog een jaartje bij doen. Ze weet zich altijd heel goed op te laden. In de praktijk zien we helaas ook dat sporters mentaal moe zijn en afhaken omdat ze geen doel hebben." Wat is als sportarts uw ervaring met corona?Het wordt onderschat. Op een bepaald moment was bij Beerschot meer dan de helft van de spelers en trainers besmet met covid. Dan zie je de enorme impact die dat virus heeft op een sporter, zelfs als er niet veel symptomen zijn. In twee weken tijd zie je bij sommigen de conditie meer dan de helft achteruit gaan. Ik zie veel amateursporters met klachten komen, terwijl ze niet beseffen dat die nog een gevolg zijn van covid. Je ziet meer en meer een patroon dat de complicaties op langere termijn groter zijn naarmate je zwaarder ziek bent geweest. Je ziet bij spelers die positief waren dat sommigen daarna nog altijd licht positief testen. De vermoeidheid blijft hangen, en de organen kunnen aangetast zijn. Eén speler kreeg zelfs een zware pneumonie zonder dat hij het zelf merkte. Bij lichtere symptomen zie je toch dat sommigen achteraf sneller blessures krijgen. Het is niet te onderschatten. U bent actief in teamsporten, maar ook in individuele. Is dat geen wereld van verschil?Klopt. Ik vind werken in verschillende sporten leuk, omdat ik geen tunnelvisie wil hebben. Ik ben dagelijks aanwezig op Beerschot, je moet overleggen met de trainer, de staf, en individueel ben je dan toch ook een beetje huisarts van de spelers, zeker als het buitenlanders zijn die hier niemand kennen. In de atletiek is dat zuiver individueel. Maar mijn principe is altijd geweest om met een team rond een sporter te werken. Organisatie is heel belangrijk. Het is teamwerk rond het individuele en het individuele in het teamwerk. Hoe gaat u om met de verschillende trainers en hun persoonlijke houding ten opzichte van de medische omkadering?Je staat met jaren ervaring sterker en onafhankelijker ten opzichte van een club. Er zal altijd wel wat druk zijn, maar als je uitlegt waarom je als arts een bepaalde mening hebt, dringen ze bij Beerschot niet verder aan. Die houding verbaasde mij, na Lokeren. Daar heb ik in die 14 jaar een stuk of 20 trainers zien passeren. Ariël Jacobs was een toptrainer. Hij overlegde elke week, terwijl er ooit een andere trainer was die mij - om het cru te zeggen - stond uit te maken omdat ik vond dat een speler niet kon spelen. Als arts moet je je sporters ondersteunen, want hun lichaam en hun gezondheid is hun inkomen. Hoe bent u als arts in de sport terechtgekomen?Na tien jaar als huisarts ben ik geïnteresseerd geraakt in sportgeneeskunde en volgde ik een bijkomende opleiding. Daarna ben ik 14 jaar hoofdarts geweest bij Sporting Lokeren. Mijn huisartsenpraktijk heb ik een tiental jaar geleden stopgezet. Sinds dan maak ik ook deel uit van de medische commissie van de Vlaamse atletiekliga. Ik richt mij sindsdien alleen op sportgeneeskunde - al ben ik officieel wel nog huisarts. Sinds juni ben ik teamarts en hoofd van de dagelijkse medische staf bij Beerschot. Mijn eerste stage op het vlak van sportgeneeskunde was trouwens bij dokter Chris Goossens op Beerschot. Dus nu is de cirkel rond ( lacht). Wat heeft u van dokter Goossens geleerd?Om mij voortdurend bij te scholen, want stilstaan is achteruitgaan. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met DNA-analyses, waaruit je blessuregevoeligheid kan afleiden. Het wordt hightech, en dat is ook de uitdaging die ik zocht. De mentaliteit is enorm veranderd en de wetenschappelijke begeleiding wordt veel professioneler in België. In Vlaanderen zijn er maar vier of vijf dokters die puur als sportarts werken. België is een van de laatste drie landen die geen aparte erkenning heeft voor sportartsen. Dat is spijtig, want het houdt veel tegen. Als je atleten wil begeleiden, sta je alleen. Ik probeer een holistische kijk te hebben, want bij een blessure kunnen er ook andere zaken een invloed hebben. Atleten begeleiden - zeker in de aanloop naar de Olympische Spelen - is wetenschap. Maar soms moet er, vind ik, meer aandacht zijn voor het mentale.