...

Dankzij zo'n overeenkomst kunnen assistenten uniforme en minimale arbeidsvoorwaarden krijgen, zoals een minimumbasisvergoeding, een minimumwachtvergoeding, een minimumvergoeding voor overuren en een minimum aantal vakantiedagen en wetenschappelijk verlof", vervolgt Brouwers. We ontmoeten hem in het Leuvense, in de buurt van het universitair ziekenhuis waar hij een specialisatie orthopedie volgt. "Nu zijn er geen wettelijke verplichtingen rond de voorwaarden van specialisten in opleiding met als gevolg dat de contracten tussen ziekenhuizen sterk verschillen. Dat is gebleken uit de bevraging die we begin dit jaar bij alle Vlaamse aso's hebben georganiseerd. Tijdens de coronacrisis werd dat nog eens geaccentueerd."Je doelt op het voorval in enkele Vlaamse ziekenhuizen waarbijstagemeesters aso's tijdelijk werkloos wilden maken.Onder andere. Maar ook over het niet toekennen van verlof en het niet uitkeren van wachtvergoedingen hebben ons de voorbije periode veel berichten bereikt. Net als zovele artsen stonden de assistenten mee in de frontlinie, vaak op andere afdelingen, en dat elke dag opnieuw zonder klagen - dat laatste wil ik echt benadrukken. Het is niet correct dat sommige ziekenhuizen daar geen vergoeding tegenover plaatsen. Assistenten kunnen en mogen niet zomaar gebruikt worden als gratis werkkrachten.Kijk, wat ik hier allemaal vertel, is niet nieuw. De afgelopen maanden werd gewoon bevestigd dat dergelijke inbreuken op de wet schering en inslag zijn. Als assistentenvertegenwoordigers krijgen wij dan een sms of e-mail, in de hoop dat wij dit aan de kaak stellen. Naast een centraal opleidingscontract zouden ook werktijden, overuren en wachtdiensten centraal geregistreerd kunnen worden, zodat aso's een duidelijk aanspreekpunt hebben bij eventuele problemen. En je bent hoopvol dat zo'n centrale opleidingsovereenkomst er dit jaar nog van komt?Voor de coronacrisis doorbrak, heeft minister van Volksgezondheid Maggie De Block in de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen een adviesvraag gesteld om te evolueren in de richting van een centraal opleidingscontract. Pedro Facon, die voorzitter is van de commissie, toont initiatief om daar werk van te maken. Hopelijk komt er voor het einde van het jaar een akkoord en dan is het aan de minister - wie dat op dat moment ook moge zijn - om het akkoord in regelgeving te gieten. Het zou fantastisch zijn moesten we het academiejaar in 2021 kunnen aanvangen met uniforme en minimumarbeidsvoorwaarden. Als alle betrokken partijen nu in gang schieten, is dat best haalbaar. Nu ja, 'we'... Aso's zijn in deze paritaire commissie niet rechtstreeks vertegenwoordigd. Dat is gek.En toch is het zo. We kunnen wel uitgenodigd worden als externe partij en op die manier onze grieven meegeven aan de ziekenhuisbeheerders en syndicaten, maar zij spelen natuurlijk een dubbele rol: van opleider en werkgever tegelijkertijd. Wij rekenen op hun verantwoordelijkheidszin. In heel deze discussie is goodwill enorm belangrijk. We investeren veel in de relaties met de syndicaten en beheerders. Misschien is het naïef, maar we geloven echt dat beslissingen vanuit consensus kunnen ontstaan. Wat wij vragen is niet onoverkomelijk, hé, de ziekenhuizen moeten niet failliet gaan door de assistenten. Ik denk niet dat het verkeerd is om te stellen dat wij een meerwaarde zijn voor onze gezondheidszorgsector - dat hebben we ook tijdens de coronacrisis aangetoond.Hoe belangrijk is erkenning?Erkenning is belangrijk. In samenspraak met de CEO en hoofdarts wil ik graag een soort samenkomst organiseren voor de assistenten in het ziekenhuis. Als bedanking voor hun inzet de afgelopen maanden, maar ook om het groepsgevoel te stimuleren. Het gebeurt soms dat assistenten hun beheerders niet kennen. Als je hen een reeks foto's laat zien, en je vraagt: wie is de hoofdarts, herken je de ziekenhuisdirecteur? Sommigen weten dat dus niet, hé. Ik vind dat jammer. Assistenten en opleiders moeten elkaar zien als wij, niet als wij-zij. Akkoord, een bepaalde hiërarchie zal er altijd zijn, en dat is goed, we hoeven heus niet met elkaar op café te gaan. Al kan dat op tijd en stond wel eens plezant zijn (lacht).Je verwees er al naar: de Vlaamse assistenten weten jullie goed te vinden. Kan de beslissing om door te gaan als louter Vlaamse vereniging, begin vorig jaar, daar iets mee te maken hebben?Een voordeel van een louter Vlaamse vereniging te zijn is dat je zichtbaarder bent. We stellen vast dat het aantal assistenten dat ons contacteert en onze website bezoekt, het voorbije anderhalf jaar (in januari 2019 splitste de 'federale' assistentenvereniging in een Vlaamse vereniging, Vaso, en een Franstalige vereniging, CIMACS, nvdr) sterk is toegenomen, met een zeer sterke toename tijdens de coronacrisis. Niet zelden gaat het over een klacht of inbreuk op de arbeidsvoorwaarden. Velen zien ons als een soort ombuds. We proberen te helpen waar we kunnen, bv. door ruchtbaarheid aan de zaak te geven, maar het gebeurt dat de assistent in kwestie terugkrabbelt uit schrik voor de gevolgen als men de klacht kan 'terug traceren'. Dat maakt het bij momenten wel moeilijk om de verdediging van de aso op te nemen, of om een situatie verder te onderzoeken. Al is dat in feite niet de taak van een assistentenvereniging, wel van een centrale ombudsdienst - een ander belangrijk strijdpunt van Vaso. Even over jou, Jonas. Waarom vind je het belangrijk om, na VGSO (Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg), opnieuw in de vertegenwoordiging te zitten? Je hebt het ongetwijfeld al druk met je opleiding en phd.Ik doe dit vanuit interesse. Anders moet je dit niet doen. Het is belangrijk dat iemand het initiatief neemt. Betere arbeidsvoorwaarden, een opwaardering van het sociaal statuut van assistenten, ... dat is een verhaal waar alle betrokken partijen beter van kunnen worden. Dat kan wel nog jaren in beslag nemen. Als voorzitter ben je - nu - het gezicht van 'de assistenten'. Ben je bereide erop aangesproken te worden, als een dossier niet blijkt te lukken?Het systeem moet anders, maar het moet vooral beter. Corona kan een kantelpunt zijn, 2020 tout court. De geesten zijn rijp. Maar we moeten niet alles ineens er willen doorjagen. Stel dat alle betrokkenen op een gegeven moment akkoord gaan met een opwaardering van het sociaal statuut. Maar, als dit dan zou neerkomen op een daling van de nettolonen kunnen we dit nooit verdedigen bij onze achterban. De huidige lonen zijn namelijk niet dermate hoog dat er nog veel af kan, dus dat ligt gevoelig. Hetzelfde verhaal wat betreft de arbeidstijdregistratie. Ja, we willen dat assistenten hun arbeidstijd kunnen registreren. Maar het kan niet de bedoeling zijn dat aso's op het einde van elke werkdag hun uren manueel moeten ingeven - dat is een extra administratieve belasting. Dergelijke aanpassingen moeten intuïtief zijn.Iets anders. Wat heeft de nieuwe regeling inzake de vergoeding van de stagemeester voor aso's tot nu toe bijgebracht?Eerst en vooral is het ons opgevallen dat veel aso's niet weten dat hun stagemeester een vergoeding van circa 705 euro per maand per aso ontvangt om in te staan voor de begeleiding van die laatste. Op jaarbasis komt dat neer op bijna 8.500 euro. Recent is een artikel aan het KB van 11 juni 2018 toegevoegd waarin staat dat ook vertegenwoordigers van aso's deel zullen uitmaken van de adviescommissie die moet waken over de juiste besteding van deze middelen. Voor Vaso is het essentieel dat deze commissie er effectief komt, omdat het niet kan dat stagediensten opleidingsvergoedingen als een verworven recht beschouwen, geld dat ze automatisch ontvangen wanneer ze het aanvragen, terwijl aso's bepaalde bijkomende trainingen nog steeds zelf zouden moeten financieren. Het is belangrijk dat ook de stagedienst in de opleiding van zijn assistenten investeert. De contingentering staat zwaar onder druk. In een open brief trok Vaso samen met de Vlaamse decanen geneeskunde, rectoren en CEO's van de universitaire ziekenhuizen recent aan de alarmbel.De ministerraad keurde in mei jl. een KB goed waardoor alle basisartsen na de zomer kunnen doorstromen naar de beroepsopleiding. Over het contingent in 2026 horen we echter niets, blijkbaar is er nog niets beslist en moet dat in een apart KB.Het is dringend dat de ministerraad dat KB goedkeurt. Waarom zouden scholieren die in september de geneeskundestudie willen aanvangen, in augustus anders nog een toelatingsexamen afleggen? Zonder dat KB mag wellicht iedereen in 2026 met de beroepsopleiding beginnen. Naar verluidt zou het contingent voor 2026 deel uitmaken van de regeringsonderhandelingen. (op dreef)Als een gemeenschap zich niet aan het federale contingent houdt, zou ze daar onmiddellijk zelf de gevolgen van moeten voelen. Vlaanderen heeft zich sinds 1997 aan de afspraken gehouden. Daardoor hebben trouwens zeer veel Vlaamse jongeren die niet door het toelatingsexamen raakten, hun droom moeten loslaten en hebben ze voor een andere opleiding moeten kiezen. Maar wat met het contingent op het spel staat is de kwaliteit van onze geneeskunde in de toekomst. Dat zou voor iedere burger duidelijk moeten zijn. De geneeskundeopleiding is zeer duur voor de maatschappij. Je kunt geen vijfduizend studenten aan de opleiding laten beginnen en er toch voor zorgen dat die kwaliteitsvol is. Bedside teaching? Je kunt niet met vijftig studenten of meer rond het bed van een patiënt gaan staan.Onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) heeft in september 2019 beslist om boven het quotum te gaan dat de federale overheid Vlaanderen oplegt. Vlaanderen had de voorbije jaren een tekort opgebouwd en mag eigenlijk ook meer artsen opleiden. Al bouwt Weyts dit tekort versneld af, Vlaanderen blijft vandaag nog binnen de contingentering. De Waalse partijen zijn unisono tegen de contingentering. Ze rekenen meer dan ooit op de afschaffing ervan. Ik hoop dat de Vlaamse politici dat niet laten gebeuren. Als Wallonië opnieuw iedereen tot de studies en de beroepsopleiding toelaat, creëer je een gigantische achterpoort. Vlaamse studenten die niet voor het toelatingsexamen slagen, kunnen namelijk geneeskunde studeren in Franstalig België en nadien toch in de Vlaamse ziekenhuizen aan de slag.Het argument luidt steevast dat er artsen tekort zijn. Dat klopt voor enkele specialismen. Voor huisartsen, bijvoorbeeld. Maar daar hebben de Vlaamse universiteiten al een belangrijke inspanning gedaan. De huisartsgeneeskunde komt in verschillende fasen van de basisopleiding aan bod en dat heeft de belangstelling voor de huisartsgeneeskunde zichtbaar vergroot. Ook de summer courses voor psychiatrie, die sommige universiteiten organiseren, hebben meer basisartsen voor dit knelpuntspecialisme doen kiezen. Aan de andere kant hoorden we al herhaaldelijk verhalen van beginnende radiologen en anesthesisten die vervangingen moeten doen omdat ze nergens nog plaats vinden in een praktijk. Je ziet deze jonge mensen niet in de werkloosheidsstatistieken verschijnen, want door het sui generis-statuut tellen de jaren als arts-specialist in opleiding niet mee in de berekening.Een Vlaamse Planningscommissie moet in ons landsgedeelte de uitstroom in kaart brengen. Meer dan vijf jaar na de staatshervorming wordt het hoog tijd dat die wordt samengesteld. Het Besluit van de Vlaamse Regering dat de oprichting mogelijk maakt, is ondertussen een goed jaar oud. De Planningscommissies op gemeenschapsniveau moeten de subquota vastleggen: hoeveel radiologen, spoedartsen, internisten,... worden er opgeleid. Hier speelt weer de versnippering van bevoegdheden. De erkenning van stagediensten is een federale bevoegdheid gebleven, de Vlaamse overheid moet andere hefbomen vinden.Wat de organisatie van stageplaatsen betreft moeten de beleidsverantwoordelijken bovendien rekening beginnen te houden met de totstandkoming van ziekenhuisnetwerken. Sommige medische verrichtingen zullen niet meer in alle ziekenhuizen van het netwerk plaatsvinden. De komende jaren moeten ze erover waken dat iedere aso binnen de ziekenhuisnetwerken toch voldoende ervaring kan blijven opdoen met alle onderdelen van zijn specialisme.