In juni krijgen de syndicale artsenverkiezingen hun beslag. In een zesdelige reeks zoomt Artsenkrant in op de kiescampagne. Daarbij kunnen we niet naast de vaststelling dat steeds minder artsen hun stem uitbrengen op een doktersvakbond. Vijf jaar geleden ging het over amper 23% van het medisch korps. Hoe kan daaraan iets gedaan worden? In deze reeks geven een aantal belangrijke stakeholders uit de gezondheidszorg hun visie op de manier waarop artsen aan het Vlaamse en federale gezondheidsbeleid kunnen participeren. In deze tweede aflevering brengen de Onafhankelijke Ziekenfondsen en het ASGB hun standpunt.
Onafhankelijke Ziekenfondsen - Xavier Brenez
...
De aankomende medische verkiezingen zijn een nieuwe kans voor artsen om zich te laten vertegenwoordigen in de organen waar een toekomstbestendige gezondheidszorg wordt uitgetekend (medicomut, Technisch-Geneeskundige Raad,...). De evolutie van de participatie aan deze nu vijfjaarlijks georganiseerde verkiezingen toont echter een belangrijk pijnpunt. Van een mooie 70% stemmers in 1998 evolueerden we naar amper 24% in 2018. Anders gezegd vertegenwoordigden de beroepsorganisaties de afgelopen vijf jaar dus amper een op de vier van de Belgische artsen. Gezien de implicaties van belangrijke beslissingen genomen in deze organen in een overlegmodel tussen beroepsorganisaties en verzekeringsstellingen (vb. hervorming nomenclatuur, New Deal voor de huisartsenpraktijk), is het wenselijk en noodzakelijk dat een groter deel van de artsen zijn stem uitbrengt, maar waar wringt het schoentje? Een deel van de verklaring ligt ongetwijfeld in de representativiteit van de verkiesbare artsen. Zo zouden meer artsen actief in de klinische praktijk mogelijk beter de noden op het terrein naar hervormingen kunnen vertalen. Ook het toenemende vrouwelijke artsenkorps zien we nog onvoldoende weerspiegeld in de verkozenen. Een hervorming van de praktische modaliteiten van het overleg kan daar eventueel aan bijdragen, met o.a. betere vergadermomenten en -efficiëntie. Maar ook voorbeelden als de New Deal, waar actief jongere collega's en zelfs huisartsen-in-opleiding betrokken werden, dienen tot inspiratie. Indien het deelnamepercentage blijft afkalven, en de representativiteit dus verder daalt, zijn verkiezingen zoals ze nu zijn georganiseerd mogelijk niet meer the way to go, en zullen we collectief moeten nadenken hoe we de 75% niet-stemmers toch vertegenwoordigd kunnen zien op beleidsniveau.Wij willen als verzekeringsinstelling, die zowel de belangen van onze leden, maar ook die van de zorgverstrekkers behartigt, graag de dialoog blijven aangaan met verkozen vertegenwoordigers, die dus liefst een substantieel deel van de artsen vertegenwoordigen. Dat versterkt de waarde van de inhoudelijke discussie en valideert de kracht van ons overlegmodel. Enkel zo kunnen we samen de uitdagingen van het heden en de toekomst het hoofd bieden en verder bouwen aan een duurzame en kwalitatieve gezondheidszorg. Eind 2020 maakte ik in een opiniestuk op artsenkrant.com al een gelijkaardige analyse met een pleidooi om ons te herbronnen en heruit te vinden, te verjongen en vervrouwelijken.Enkele verzachtende factoren: een systeem met stemrecht in plaats van stemplicht kan per definitie met een lage opkomst gepaard gaan. De verkiezingen in 2018 waren verder ook een technische kakofonie waardoor de eerste stemronde de mist in ging. Hoe krijgen we meer artsen zover om hun stem uit te brengen, is de kernvraag. Het is te weinig geweten hoeveel inbreng we aan de onderhandelingstafels hebben op onze nomenclatuur en financiering, sociale randvoorwaarden, tal van organisatorische zaken en tig hervormingen zoals de hervorming van nomenclatuur en ziekenhuisfinanciering of de New Deal. We klagen graag dat 'ze' alles voor ons beslissen, maar 'ze' is nu nog steeds voor een deel 'we' al kan het versneld enkel 'ze' worden als we ons niet beter organiseren en niet en masse gaan stemmen. Als boutade zeg ik vaak intern dat ik liever heb dat 90% een stem uitbrengt dan zelf de verkiezingen te winnen. Zelf trad ik medio 2021 toe tot de medicomut en inderdaad, er is nog steeds weinig verjonging en diversificatie doorgevoerd. Het is echter een tweesnijdend zwaard: de ervaren artsen zijn van onschatbare waarde en moeten vaak de vergadergaten vullen. De online vergaderingen zijn drempelverlagend geweest en striktere agendazetting, schriftelijke raadplegingen en meer ad hoc samenstellingen kunnen de toegankelijkheid voor jongere collega's bevorderen. Intern hebben we bij het ASGB al veel verjongd en vervrouwelijkt, maar het kan en moet meer. Zelf ga ik bewust maar één termijn van vijf jaar zetelen: om plaats te maken voor anderen, maar ook om meer tijd voor klinisch werk, familie, vrienden en hobby's te hebben. Het is trouwens opvallend dat sommigen die het meest over vernieuwing praten zelf het langst in bestuurscenakels zetelen. Tot slot is het wel wat ironisch om net van een voorzitter van een ziekenfonds te moeten lezen dat artsen te weinig representatief vertegenwoordigd zijn. In tegenstelling tot ziekenfondsen zetelen wij op basis van democratische verkiezingen in de overheidsorganen, niet op basis van een gebetonneerde verzuiling.