Erwin Dhondt is een militaire arts opgeleid in de inwendige geneeskunde, de urgentiegeneeskunde en de intensieve zorg. Zijn CV leest als een uitvoerig lemma in een medisch-militaire encyclopedie. Op 1 januari verliet hij de actieve dienst in de graad van brigadegeneraal.
...
Erwin Dhondt woont aan zee met zijn vrouw Anita Ory, een doctor in de geologie. Wij spraken hem in zijn pied-à-terre in Brussel, waar hij deeltijds actief blijft als consultant. Zijn werkkamer is gemeubeld in premier empire stijl. Boven het ligbed bij het raam hangt zowaar een baldakijn! Aan de muur een gravure van Bonaparte, elders porselein met afbeeldingen van diens veldslagen: dit is een mancave die liefde uitstraalt voor het militaire! Waar liggen uw wortels?Ik ben een Brussels ketje, geboren in Elsene. Mijn grootouders aan vaderskant waren afkomstig uit de streek van Sint-Lievens-Houtem. Ze hadden een slagerij bij de kerk van Laken. De ouders van mijn moeder hadden in dezelfde buurt een kleine supermarkt. Vader en moeder woonden tegenover elkaar in hetzelfde straatje, ze wuifden, floten en zongen naar elkaar! Mijn moeder ging er naar school in het Frans, bij de Ursulinen. Mijn ouders en grootouders waren perfect tweetalig, maar het Nederlands opgeven zoals veel zelfstandigen doen, dat heeft niemand ooit overwogen. Dat was in die tijd ook niet van belang, een Brusselaar was een Brusselaar. In uw familie waren er geen militairen. Hoe bent u bij het leger terechtgekomen?Als kind van een leerkracht op de kadettenschool - als burger bij Defensie, was mijn vader er leraar wiskunde - kon je als toeschouwer deelnemen aan allerlei plechtigheden en meedoen met feesten. Dat waren mijn eerste contacten met het leger. Mijn naam Erwin betekent trouwens 'vriend van het leger' (lacht).Maar papa was bang dat ik als zoon van de gevreesde 'buizer' gepest zou worden op de kadettenschool. Ik ging dus naar het Jan-van-Ruusbroec-kollege, naar de afdeling Latijn-Wiskunde bij de Jezuïeten. Samen met een vriend koos ik daarna voor geneeskunde aan de VUB. Oei oei, dat werd door de school niet gewaardeerd! We moesten bij de pater-directeur op het appel komen, geneeskunde studeerde je immers in Leuven! Hoe bent u dan in het leger terechtgekomen?Als student was ik al in het leger. Ik deed mee aan het ingangsexamen voor de Militaire School. Hoewel ik Latijn-Wiskunde had gedaan en in mijn laatste jaar niet minder dan negen uur wiskunde had gekregen, was ik nog niet klaar voor dat examen. Mijn vader heeft me er twee weken lang voor klaargestoomd. Terwijl mijn medeleerlingen het einde van de humaniora vierden met allerlei activiteiten, zat ik dag en nacht te blokken! Op basis van hun punten werden kandidaten in klassen onderverdeeld: perfect, uitstekend, zeer goed, goed... Ik scoorde een 'perfect'! Later die zomer, op 4 augustus 1980, heb ik mijn contract getekend bij Defensie. Wat houdt dat in, zo'n contract?Je wordt als student al een federaal ambtenaar van het Koninkrijk België. Het stipuleert ook dat je anderhalve keer de tijd dat je op kosten van het leger gestudeerd hebt, in dienst moet blijven. Je 'rendementsperiode' noemen ze dat. Als je alleen de basisopleiding van zeven jaar deed, dan moest je dus een jaar of elf in het leger blijven. Ik deed daarna nog vijf jaar interne en twee jaar urgentiegeneeskunde en dat telde ook mee, dus bij mij was die periode nog veel langer. Dat trok ik mij niet aan, want anders dan zoveel anderen wilde ik expliciet in het leger blijven. Moest u als student geregeld mee op manoeuvre?Te weinig, in mijn ogen. Tijdens de zomervakantie kwamen we samen in de Leopoldskazerne in Gent, 'Hotel Leopold' zoals wij het destijds noemden, want de keuken was er bijzonder goed. Er volgde een groot kamp met de studenten-militairen van alle Belgische universiteiten. We deden mee aan de marsen met een zware rugzak, leerden schieten... maar dat was natuurlijk niet onze hoofdactiviteit. In groepjes van twee liepen we daarna stage in een militaire eenheid. Ik ging onder andere naar Lüdenscheid, bij de Jagers te Paard, en naar Beauchevain, waar de toenmalige Tactische Wing gevestigd was, die van de jachtvliegtuigen. U specialiseerde zich in de interne geneeskunde?Dat klopt. Op het moment dat ik afstudeerde, waren daar echter geen vacatures voor. Ik kon kiezen: een andere richting of wachten. Ik moest voorlopig voor huisartsgeneeskunde gaan, maar zonder de zekerheid dat ik later toch internist zou kunnen worden. Zo was ik twee jaar hoofdarts van het Medisch Huis van het militaire garnizoen in Düren, halfweg tussen Aken en Keulen. Eigenlijk leidde ik daar een kleine KMO. Ik had een apotheek met twee apothekeressen. Er waren ruimtes voor raadplegingen, waar de KRO's, de artsen die hun legerdienst vervulden, hun consultaties hielden. We hadden KRO's-kinesisten, een tandartspraktijk met twee fauteuils, ik deed Kind en Gezin, schoolgeneeskunde... en ik moest twee ambulances rijdende houden en een dienstvoertuig. Mijn passie was en bleef de interne, en meer nog de urgentiegeneeskunde. Toch hebben die twee jaar als huisarts me erg geholpen tijdens mijn opleiding tot internist. Anders dan mijn collega's had ik in het eerste specialisatiejaar bij sommige patiënten al snel een niet-pluisgevoel. Ik ging in de leer bij professor Roland Six in UZ Brussel, AZ VUB, zoals dat toen nog heette. Daar is het verlangen gegroeid om me toe te spitsen op de urgentiegeneeskunde. Je kon mij geregeld vinden 'op de spoed' bij dokter Luc Corne en 'op intensieve' bij dokter Walter Vincken, echte pioniers in hun vakgebied! In 1994 ben ik naar Leuven gegaan, bij professor Herman Delooz. Ik was warempel de eerste VUB'er die in Gasthuisberg kwam werken! Delooz was de 'founding father' van de urgentiegeneeskunde in België en Europa. Na zes maanden vroeg hij me om staflid te worden in zijn spoedgevallendienst, ook al was ik nog in opleiding! Hij wist dat ik als alumnus van de VUB veel meer praktische ervaring had dan de Leuvenaars. Op een nacht had ik een Swan-Ganzkatheter gestoken, hartparameters en cardiac output gemeten, de zuurstoftransportvariabelen berekend... 's Morgens vroeg Delooz me wie er mij supervisie had gegeven. 'Niemand', zei ik, 'ik kan dat gewoon.' Dat had hij nog nooit meegemaakt." U bent er veertien jaar lang se- nior-staflid gebleven, ook na het behalen van uw bijzondere beroepstitel urgentiegeneeskunde. Welke militaire graad had u toen u klaar was met die opleiding?Commandant. Dat is een tussengraad, in Amerika noemen ze dat 'senior captain'. In 1998 ben ik majoor geworden. Mijn majoorsthesis ging over het secundaire helikoptertransport van kritiek zieke patiënten. Een militaire loopbaan is een aaneenschakeling van examens, selecties en grondige evaluaties. Je passeert ontelbare comités, waarbij steeds de vraag komt: word je bevorderd of niet? Bent u ooit in conflictsituaties beland?"Ik heb mijn deel gehad! In 2003 waren we in Congo, in de oostelijke provincie Ituri. Het was een ' high intensity short duration operation', onder het overall commando van de Fransen. Er is nooit rechtstreeks op mij geschoten, maar we namen onze voorzorgen. In Congo gingen we naar het veldsanitair met de revolver op zak. De toiletten lagen op enige afstand van de behandelingstent en van de slaap- en eettenten. Het was bijzonder gevaarlijk gebied! Ik was ook tweemaal in Libanon, langs de 'blue line' tussen het zuiden van Libanon en het noorden van Israël. We opereerden er onder de VN-vlag. In Bosnië-Herzegovina in 1999 tijdens de Y2K-jaarwisseling en later ook nog eens in 2005 nam ik deel aan twee NATO Peace Support Operations. Zo'n operatie, dat is een gesmeerde machine, alle radertjes passen in elkaar. Dat is ook de bestaansreden van het leger: als je in een risicovolle situatie niet adequaat kunt functioneren, dan valt er niets te redden! Ik was op die plekken ingedeeld in wat je een 'MUG-functie' zou kunnen noemen, of soms ook bij een veldhospitaal. Interne geneeskunde, intensieve en urgentiegeneeskunde liepen er door elkaar. Eigenlijk is zo'n veldhospitaal één grote spoeddienst. We hadden allerlei soorten patiënten, niet alleen schotwonden, maar ook verkeers- ongevallen, een val van grote hoogte, et cetera. In Libanon hadden we een heus brandwondencentrum ingericht, op dat moment 's lands referentiecentrum voor brandwondenzorg als het ware. Van heinde en verre kwamen ze ernaartoe. De klinische geneeskunde hebt u intussen al geruime tijd verlaten. Hoe is dat gekomen?In 2012 wou ik mij 100% toeleggen op mijn functie in het leger. Ik kreeg er de kans om een nieuwe stafdienst uit te bouwen en aan conceptontwikkeling te doen, volledig gewijd aan de gespecialiseerde medische steun ten voordele van militaire operaties. Ik vond het niet erg om geen patiënten meer te zien. Gelukkig heb ik op dat moment de positieve keuze kunnen maken om me in het management te storten. Mijn ervaring in Düren kwam me daarbij erg van pas. Bovendien was ik van 2006 tot 2010 al adjunct-medisch directeur geweest in het Militair Hospitaal Koningin Astrid. Ongelooflijk hoeveel taken u in uw leven hebt vervuld, vaak meerdere tegelijk. Hoe hield u zo'n leven vol?Om te beginnen, kan ik in sport veel stress kwijt. Als je de verantwoor- delijkheid hebt over welzijn en gezondheid bij Defensie, dan moet je het goede voorbeeld geven! Mijn passie is 'spinning', dat is indoor cycling. Ik ga naar de fitness. Tijdens een work-out van een uurtje verbrand ik zo'n slordige 400 tot 600 calorieën. Ik probeer er goed uit te blijven zien, maar geniet ook geregeld als een boergondier van smakelijk eten en een lekker glas, liefst in het gezelschap van vrienden en familie. Ook thuis, want Anita kookt als een sterrenchef! Hoe ziet u de toekomst, professioneel en privé?Ik ben consultant in UZ Brussel. Met CEO Marc Noppen heb ik lang geleden trouwens mijn mooiste artikelen geschreven, over technieken in de interventionele pneumologie. Van 2008 tot 2012 was ik er ook al afdelingshoofd van de dienst Urgentie- en rampen- geneeskunde. Mijn huidige opdracht is om vanuit het artsenperspectief invulling te geven aan de nieuwe visie en het plan van eisen voor de nieuwe polikliniek. Daarnaast start ik er een project voor gezondheids- en welzijnspromotie op, in eerste instantie voor de werknemers van het UZ zelf. Een tweede luik situeert zich in wat ik de 'gezondheidsparadox' of de 'preventieparadox' noem: ervoor zorgen dat mensen die naar het ziekenhuis komen, er eigenlijk niet moeten zijn, uiteraard in nauwe samenwerking met de eerste lijn, waar preventie thuishoort. Een derde initiatief wil dat concept van gezondheids- en welzijnspromotie uitdragen naar bedrijven, uiteraard zonder in de wielen te rijden van de arbeidsgenees- kundige dienst. Uiteraard wil ik niet meer zoals vroeger, bij wijze van spreken zeven dagen per week werken. Ik wil tijd hebben om andere dingen te doen die al lang wachten. Mijn vrouw en ik gaan weer reizen, vooral naar Azië en Afrika. Intussen is Poetin Oekraïne binnengevallen en dreigt hij met kernwapens. Wat betekent dat voor u?Ik denk dat we sowieso op het snijpunt staan van twee assen. Je hebt enerzijds de evolutie van de veiligheidsomgeving. De wereldorde wordt herschikt. Rusland laat zich gelden, terwijl de NAVO de laatste jaren wat heeft stilgestaan en toegekeken. (kijkt bedenkelijk) Je moet erkennen dat men ondertussen heel bedreven is geworden in de hele waaier van oorlogsvoering, van de meest 'softe', zoals psychologische oorlogsvoering en desinformatie, aantasting van logistieke bevoorradingsroutes, communicatie en andere kritieke infrastructuur ... tot en met de verboden thermobarische wapens. Het volgende grote conflict - hopelijk nog niet het huidige maar horizon 2030-2035 - zal helemaal niet van het type Afghanistan zijn, met een relatief gering aantal militaire slachtoffers door een bermbom, maar meer lijken op de Tweede Wereldoorlog, met een heuse contactlijn, met honderden slachtoffers per dag, met overmatig gesolliciteerde evacuatielijnen, zoals we dat nu al zien in Oekraïne. Niet alleen meer met luchtoverwicht zoals in de voorbije twintig jaar, maar met zwaardere en meer letale vuur- en slagkracht, met artificiële intelligentie. Dat samen zal de vrijheid van handelen in de nieuwe militaire operationele omgeving aanzienlijk beperken. We zullen moeten leren om complexere catastrofale verwondingsmechanismen te beheersen. Ook veel meer op de grond, waardoor we het grondtransport van zieken en gewonden opnieuw moeten uitvinden en onze pre-hospitale zorgprincipes zullen moeten herbekijken. We zullen ook vluchtelingenstromen, energiebevoorrading, voedsel- en watervoorraden, transportsystemen en dergelijke oordeelkundig moeten managen. Op dat nieuw soort conflict moeten we ons nu meer dan ooit voorbereiden, ook met de medische diensten van de NAVO-partners. Het ligt in de lijn van de verwachting dat de complexiteit van het toekomstige slagveld de doctrinaire paradigma's van de strijdkrachten aanzienlijk zal uitdagen, en dus ook de assumpties van de laatste twee decennia om een sterftecijfer van minder dan 10% te handhaven. Als je dan weet dat je tegenstander op vele gebieden even sterk is als jij, op de grond, in de lucht, in cyberspace... dan besef je dat je eigen soldaten meer dan gewoon gezond en fit moeten zijn, maar ook fysiek en mentaal superweerbaar. De tweede as is dan ook de verschuiving van zorg naar preventie, ook wat de militaire gezondheid betreft. We hebben mindfulness geïntroduceerd en andere technieken om stress te reduceren en mensen mentaal weerbaar te maken, maar ook de principes van gezonde voeding en andere programma's van ziektepreventie en ' human performance optimization'. In de korte tijd dat ik het directoraat Gezondheid en Welzijn heb mogen leiden, heb ik daar een aanzet toe gegeven." Als het doorbreken van het machts- evenwicht tot onnoemelijk veel slachtoffers aan beide kanten leidt, is het dan niet beter om gewoon geen strijd aan te gaan?Natuurlijk is dat zo! En dat zit eigenlijk ook in de geest van alle betrokken partijen, in het belang van de globale stabiliteit! Maar je ziet dat er een opbod gaande is, spierballenrollen. In de internationale politiek noemt men dat ' brinkmanship'. De combinatie van afschrikking, intimidatie en diplomatie heeft het deze keer niet gehaald, maar tegelijk moeten we erop bedacht blijven dat een kleine vonk een nog grotere explosie kan veroorzaken. Er was maar één Gavrilo Prinzip nodig om de Eerste Wereldoorlog te laten los- barsten, maar voor hetzelfde geld is die wetenschap straks voldoende om alles te de-escaleren. Daarom moeten de diplomatieke kanalen te allen prijze open blijven. Sommige vastberaden en koelbloedige staatshoofden en regeringsleiders hebben dat zeer goed begrepen. Het roekeloze militaire conflict kan maar stoppen door acuut aan tafel te gaan zitten, wil een escalatie andere Europese landen niet meezuigen. Op de middellange termijn moet nagedacht worden over een nieuwe veiligheidsstrategie voor Europa en het Westen. De situatie vandaag heeft de NAVO-alliantie wakker geschud en ontegensprekelijk de bouwstenen gelegd voor een sterkere Europese Defensie-unie.