...
Het duo Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet, ook bekend van hun onovertroffen, speelse maar nauwgezette vertalingen van James Joyce, Ambrose Pierce, Bob Dylan en The Beatles, zijn de geknipte vertalers voor een boek dat kan samengevat worden als: onbeschrijfelijk. Wittgensteins minnares is één lange dagboeknotitie van een vrouw die als enige op de wereld is overgebleven. Het wordt nooit duidelijk wat er precies is gebeurd, maar alles wat zich afspeelt en wat zij meemaakt is geheel logisch conform aan dat uitgangspunt. In sommige interpretaties van de roman wordt gesuggereerd dat alles zich slechts in haar hoofd afspeelt, maar dat is niet nodig om het verhaal aannemelijk te maken. Wat misschien apocalyptisch klinkt geeft nergens aanleiding tot een somber boek, integendeel. Op haar schrijfmachine rijgt zij haar gedachten aan elkaar - herinneringen, belevenissen, overpeinzingen, van nu en van vroeger - in afgemeten paragrafen van maximaal twee korte zinnen. Haar gedachtenstroom sleept feiten, trivia en anekdotes mee, over haar eigen leven en over kunst, kunstenaars, wetenschappers, filosofen, musea, mythen, boeken en biografieën. Ze zoekt steeds opnieuw naar de juiste woorden maar bedenkt in de volgende zin dat het misschien beter kan en verbetert dan zichzelf. Ze twijfelt vaak aan de juistheid van wat ze opschrijft, ze schrikt terug van de kracht van woorden. Toch blijft ze steeds opnieuw proberen de werkelijkheid te vatten. Op die manier gaat het boek niet alleen over wat Kate opschrijft maar over hoe ze dat doet, wat het effect is van taal en hoe woorden de werkelijkheid, de waarneming of de herinnering kunnen vasthouden. In dat opzicht is Marksons roman een oefening in het denken zoals Ludwig Wittgenstein dat deed. Hij ging in zijn kleine, strenge oeuvre op zoek naar de (on)mogelijkheden van taal, peilend naar de zinvolheid van filosofie. Dat zoeken deed hij in krachtige, afgewogen zinnen die als aforismen of stellingen genummerd en staccato op elkaar volgden. In dat opzicht is Kate een minnares van de filosoof. Je hoeft echter niets van Wittgenstein, noch van filosofie of kunstgeschiedenis af te weten om meegezogen te worden in deze onnavolgbare, complexe en fascinerende tekst. Je leest in de binnen- en buitenlandse recensies de meest uiteenlopende dingen. Volgens de een is het een boek dat niet mooi is, maar wel beklijft of intrigeert. Anderen vinden het verbluffend, meeslepend en ontroerend. Weer anderen een intellectueel hoogstandje maar emotieloos. Een taai boek, een uitdaging voor de een, een lange, hypnotiserende en poëtische trip voor de ander. Een boek om niet in één ruk uit te lezen, terwijl andere lezers dat juist wel doen. De een wordt afgeschrikt door een postmodern experiment dat conventies overboord smijt, de ander duikt in een heel leesbaar boek, vol gewone woorden en zinnen. Hoe je het ook draait of keert, het is verbazingwekkend, net als de filosofie van Wittgenstein.