...

Regionale 'centrale' aanmeldpunten bestaan er al. Zo legt Rik Van Nuffel uit. "Organisaties detacheren hiervoor vrijwillig medewerkers. Daardoor verschillen 'bagage', meewerkende partners, omvang en capaciteit van regio tot regio. De essentie is echter dat men kennis samenbrengt zodat gerichter wordt doorverwezen. Voor dit laatste is het dan wel belangrijk dat de aanmelding gepaard gaat met een indicatiestelling. Zo treden mensen op de juiste manier in de GGZ en de welzijnszorg. Zorgvrager én hulpverlener verliezen zo minder tijd. De hulpverlener krijgt enkel mensen over de vloer die bij hem thuishoren en kan dus meteen behandelen." Een juiste indicatie stellen is niet altijd gemakkelijk. Van Nuffel gaat ervan uit dat dit verbetert naarmate medewerkers van een aanmeldpunt beter op elkaar afgestemd geraken. "Belangrijk is", zegt hij, "dat dit mensen en organisaties samenbrengt. De nadruk ligt op complementariteit en samenwerking, minder op concurrentie en elkaar patiënten afsnoepen." Momenteel ondersteunt of stuurt de overheid dergelijke aanmeldpunten niet. De werkgroep vindt het overigens niet wenselijk om tot één verplicht centraal Vlaams aanmeldingspunt te komen. "Dat werkt toch niet", aldus Van Nuffel. Daarnaast pleit men voor meer 'wachtverzachters' om het wachten minder onaangenaam te maken. In de mate van het mogelijke gaat het over het tijdelijk verlenen van de meest gepaste zorg en steun. Van Nuffel: "Vaak weten mensen zelf niet goed waaraan ze nood hebben. Allerlei wachtverzachters spelen hier op in. Soms zijn het ontmoetingsplekken waar mensen steun vinden zonder therapeutisch perspectief. Initiatieven zoals Het Wachthuis in Haacht (hetwachthuis.be) groeiden uit persoonlijke projecten. Andere komen voort uit Beschut Wonen of het OCMW. Er is geen sturing door beleid, er zijn niet in alle regio's 'wachtverzachters' en wachttijden inkorten, is niet het hoofddoel." Bij wijze van voorbeeld verwijst Van Nuffel naar de 'HerstelAcademies' (herstelacademie.be) in het kader van de netwerken artikel 107. Ze bieden een zeer divers vormingsaanbod voor mensen met psychische problemen - van slaapproblemen over medicatie tot omgaan met depressieve gevoelens. Cursussen staan onder leiding van een expert/hulpverlener en een patiënt. Dat is ook de kracht ervan. Het gaat over een niet-hiërarchisch ontwikkelingsaanbod. "Cursisten worden serieus genomen, zijn zeer betrokken en vinden steun in het lotgenotencontact. Sommigen geraken vanzelf weer een eindje verder. De tijdelijke oplossing wordt definitief en verkort zo de wachtlijst", zegt Van Nuffel. Tenslotte beveelt de werkgroep aan om de zorgcapaciteit in de GGZ zo rationeel mogelijk in te schatten. Ook hiermee zijn al heel wat organisaties intuïtief bezig. Rik Van Nuffel: "Wat doe je als zorgorganisatie of als individuele zorgaanbieder? Wat bied je aan? Wat zijn de lopende processen? Doen we wat we bedoelen te doen en hoeveel tijd en menskracht is daarvoor nodig? Belangrijke vragen, ze bepalen de zorgcapaciteit. Zodoende begrijpen we de in- en uitstroom beter. In essentie gaat dit over de kerntaken en -opdrachten van een organisatie of hulpverlener." Eens de kerntaken uitgeklaard worden behandel- en doorlooptijden en -processen in kaart gebracht. Welke middelen/medewerkers zijn er nodig om jaarlijks X aantal mensen te behandelen? Hoeveel behandelingen kan een organisatie per jaar aan bij een bepaalde in- en uitstroom? Van Nuffel benadrukt dat dit gemiddelden zijn, ze vlakken snelle en trage hulpverlening uit. "Soms ligt dit moeilijk. De overheid beschouwt gemiddelden al snel als afkappunten. Het risico bestaat dat dingen worden opgelegd. Dat is nu al het geval met de eerstelijnspsychologen: slechts X aantal consultaties wordt terugbetaald. Wie meer wil, betaalt de volle prijs." Cruciaal is dat het vertrouwen in de hulpverlener behouden blijft. Variatie en ruimte voor afwijkingen moet gerespecteerd worden. "Toch is benchmarking, het vergelijken van organisaties, nodig. De ene organisatie doet er wellicht twee tot drie keer langer over dan een andere. Net zoals in de somatische zorg dienen hulpverleners zich in de GGZ te bezinnen over wat ze doen en waar ze voor staan." Zo krijgen we een beter beeld van wat de GGZ financieel en qua verwijzers aankan. Zo kan de sector de overheid garanderen dat tegenover X middelen en medewerkers een aanbod Y staat. Een centraal meldpunt, wachtverzachters en een rationele inschatting van de zorgcapaciteit zijn geen mirakeloplossingen. Ze lossen niet alle wachtlijsten op en bieden geen antwoord op acute crisissituaties. Evenmin bieden ze een pasklaar antwoord op de sterk gestegen vraag naar hulp voor mentale problemen. De GGZ is daarop niet altijd voorbereid. Vergeleken met de buurlanden geeft België veel minder uit aan geestelijke gezondheidszorg. "Momenteel is dat 6% van het budget voor gezondheidszorg. Minister Vandenbroucke wil dit verdubbelen. We zijn al tevreden met 10%", aldus Van Nuffel. De werkgroep deelde haar bevindingen met de minister en met politici van verschillende partijen. "We willen dat ze de problematiek opnemen in de verkiezingsprogramma's in aanloop naar 2024. En we houden de vinger aan de pols bij de Vlaamse en federale overheid. Het gros van de middelen zijn federaal, daar vinden we ook het meeste gehoor. Vlaanderen heeft minder bevoegdheden en naar eigen zeggen ook minder middelen. In de discussie over een zevende staatshervorming en een (de)federalisering van de GGZ nemen we geen standpunt in. Wel vragen we dat de bevoegdheden op één niveau komen." De suggesties in het rapport slaan enkel op GGZ voor volwassenen. Rik Van Nuffel maakt zich sterk dat de aanbevelingen in grote lijnen toepasbaar zijn voor de kinder- en jeugdzorg.