...

De Hongaarse schrijver László Krasznahorkai creëert een eigen universum opgebouwd in een unieke vertelstijl waarin een adembenemende cascade van eindeloos lijkende zinnen zich over de lezer uitstort, in een voortkabbelende monoloog, die slechts wegvalt als iemand anders het overneemt, in een aaneenschakeling van menselijke gedachtestromen die nooit ophouden, die in elkaar overlopen, soms veranderen in kolkende massa's belevingen waarin herinneringen en gebeurtenissen meegesleurd worden, soms in de uiterwaarden even tot rust komen, om daarna weer op volle kracht tegen de dijken te beuken zodat de stemmen van de personages in zijn romans klinken als stemmen in een veelkoppig koor waarin de levensverhalen van zoveel mensen, een verloren verliefde, een demonische motorbendeleider, een gewiekste kruidenier, een wantrouwige benzinepompbediende of mossen bestuderende professor als in een carnavaleske optocht bladzij na bladzij voorbij trekken.Dit soort paragraaf-of-meer-dan-paginalange-volzinnen, waarin bedenkingen op commentaren op nuanceringen op associaties gestapeld worden, meanderend door een universum van buitengewoon gewone mensen, zijn het kenmerk van Krasznahorkai. Geen wonder dat de drie verfilmingen door Béla Tarr van zijn romans eenzelfde hypnotiserende ritmiek hebben. Sátántangó uit 1994 duurt ruim zeven uur en vertaalt de woordenstroom van de schrijver in eenvoudige maar epische zwart-witte beelden die de kijker in een filmische maalstroom meesleept.Net zo leveren de boeken van Kraszhnahorkai een leeservaring van een andere orde. Het is als wildwatervaren waarbij je voortgestuwd wordt door een tomeloze kracht en je met de peddels van je begripsvermogen overeind blijft. Het is een literaire ervaring zonder weerga, waar wellicht niet iedereen voor warm kan lopen maar die je toch minstens één keer in je lezersbestaan geprobeerd moet hebben.Daartoe is Baron Wenckheim keert terug, zijn derde, alweer voortreffelijk door Mari Alföldy vertaalde roman, een prima introductie tot een Krasznahorkaise wereld waarin een bankroete baron uit Argentinië terugkeert naar het Hongaarse stadje waar hij zijn eerste en enige jeugdliefde hoopt terug te vinden. De geruchten gaan dat hij met zijn vermeende fortuin de kwakkelende economie van de streek zal doen heropbloeien.Dat namaaknieuws leidt tot hilarische scènes doordrenkt van zwarte humor, terwijl in de conversaties en malversaties de tragikomische gebeurtenissen elkaar in hoog tempo opvolgen. Onderhuids smeult de commentaar op populistische politiek, het geloof in valse profeten en het misbruik van macht. Die ondertoon is uit het leven gegrepen, Krasznahorkai groeide op in een verwoest(end)e communistische utopie en leeft nu in de conservatieve evenknie daarvan.Ondanks de soms zwaarmoedige inslag betovert Krasznahorkai met zijn caleidoscoop van verhalen vol elegantie en tederheid. Die betovering is zeker ook het gevolg van de muzikaliteit van zijn taal. De titels van de hoofdstukken klinken als de tromslagen en bombardonstoten van een voorbij trekkende fanfare. De lezer kan achteraan aansluiten en fluitend meelopen op weg naar een vrolijke apocalyps.