De epidemiologische studie werd gepresenteerd door een Nederlander. De studie heeft de prevalentie van LUTS (lage-urinewegsymptomen) en de evolutie ervan over vier jaar geëvalueerd volgens de IPSS-score. Ze heeft ook onderzocht of je die progressie kan voorspellen met een vragenlijst.

De groep van Rotterdam heeft de gegevens doorgenomen van 36.486 mannen (patiënten en controlepersonen) van 55 tot 75 jaar. Van iedereen was de IPSS-score bekend. De proefpersonen werden ingedeeld volgens de IPSS-score: lichte LUTS 0 tot 7 punten, matige 8 tot 19 en ernstige 20 tot 35.

In evolutie

Progressie werd gedefinieerd als een stijging van lichte naar matige of van lichte naar ernstige symptomen. Op het ogenblik van inclusie in de studie vertoonde 70,6% van de mannen lichte symptomen, 23,6% matige en 6% ernstige LUTS. Verergering van lichte naar ernstige symptomen werd in de hand gewerkt door comorbiditeit zoals hart- en vaataandoeningen, hypertensie, kanker, een voorgeschiedenis van prostatisme en prostaathyperplasie. Volgens de auteurs vertoont 30-35% van de mannen ouder dan 65 jaar in de algemene bevolking matig ernstige tot ernstige LUTS. Het progressiepercentage daarentegen blijkt vrij laag te zijn. Van de patiënten is 8,9% in vier jaar geëvolueerd van lichte naar matige LUTS en slechts 0,5% van lichte naar ernstige.

Landelijk niveau

Dat is belangrijk voor het plannen van de behandeling. Jean-Nicolas Cornu (Rouen, Frankrijk) heeft een studie gepresenteerd gebaseerd op de gegevens van de Franse nationale ziekteverzekering. De onderzoekers hebben vooral gekeken naar 50-plussers met LUTS. Ze hebben de behandelingen doorgenomen vanaf 2005 en hebben gegevens verzameld over meer dan 330.000 patiënten. Zij hebben jaar per jaar de voorschriften die de patiënten hadden gekregen, en de eventuele interventies geregistreerd.

Een zeer interessante bevinding is dat 14,07% van de patiënten de behandeling heeft stopgezet wegens overlijden, chirurgie, behandeling voor kanker of zomaar. Ze konden ook de evolutie van de behandeling volgen. "We hebben vastgesteld dat de behandeling na twee jaar bij meer dan 60% van de patiënten was veranderd. Het is dus duidelijk dat de behandeling van LUTS over de jaren niet dezelfde blijft."

De meest voorgeschreven geneesmiddelen waren alfablokkers (bijna 40%), gevolgd door 5-alfareductaseremmers (35,4%) en daarna fytotherapie. In geval van chirurgie ging het vooral om endoscopische technieken (TURP, vaporisatie, enucleatie) (81,64%) en open chirurgie (13,92%). Een interessante vaststelling is dat 15,32% van de patiënten (n = 58.891) tijdens de follow-up werd geopereerd (mediane tijd na de diagnose: 3,44 jaar). Bij de operatie waren de patiënten gemiddeld 71,1 ± 9,2 jaar oud.

De Franse vorsers hebben ook ontdekt dat de tijd tussen het starten van de medische behandeling en de chirurgie langer was met fytotherapie (4,2 ± 2,8 jaar tegen 3,79 ± 2,8 jaar met alfablokkers).

Deze studie is uniek in haar genre. Uit dat alles blijkt verder dat het zorgtraject van de patiënten zeer variabel is en dat het aantal patiënten gezien de toenemende levensverwachting ook zal stijgen.

Venderbos L DF et al. The prevalence and progression of lower urinary tract symptoms in an ageing population - results from ERSPC Rotterdam. EAU 2017- Abstract #394

Cornu JN et al. Management of LUTS in men in a nationwide cohort with 10 years follow-up: Lessons from clinical practice. EAU 2017 - Abstract #394

De epidemiologische studie werd gepresenteerd door een Nederlander. De studie heeft de prevalentie van LUTS (lage-urinewegsymptomen) en de evolutie ervan over vier jaar geëvalueerd volgens de IPSS-score. Ze heeft ook onderzocht of je die progressie kan voorspellen met een vragenlijst.De groep van Rotterdam heeft de gegevens doorgenomen van 36.486 mannen (patiënten en controlepersonen) van 55 tot 75 jaar. Van iedereen was de IPSS-score bekend. De proefpersonen werden ingedeeld volgens de IPSS-score: lichte LUTS 0 tot 7 punten, matige 8 tot 19 en ernstige 20 tot 35.In evolutieProgressie werd gedefinieerd als een stijging van lichte naar matige of van lichte naar ernstige symptomen. Op het ogenblik van inclusie in de studie vertoonde 70,6% van de mannen lichte symptomen, 23,6% matige en 6% ernstige LUTS. Verergering van lichte naar ernstige symptomen werd in de hand gewerkt door comorbiditeit zoals hart- en vaataandoeningen, hypertensie, kanker, een voorgeschiedenis van prostatisme en prostaathyperplasie. Volgens de auteurs vertoont 30-35% van de mannen ouder dan 65 jaar in de algemene bevolking matig ernstige tot ernstige LUTS. Het progressiepercentage daarentegen blijkt vrij laag te zijn. Van de patiënten is 8,9% in vier jaar geëvolueerd van lichte naar matige LUTS en slechts 0,5% van lichte naar ernstige.Landelijk niveauDat is belangrijk voor het plannen van de behandeling. Jean-Nicolas Cornu (Rouen, Frankrijk) heeft een studie gepresenteerd gebaseerd op de gegevens van de Franse nationale ziekteverzekering. De onderzoekers hebben vooral gekeken naar 50-plussers met LUTS. Ze hebben de behandelingen doorgenomen vanaf 2005 en hebben gegevens verzameld over meer dan 330.000 patiënten. Zij hebben jaar per jaar de voorschriften die de patiënten hadden gekregen, en de eventuele interventies geregistreerd.Een zeer interessante bevinding is dat 14,07% van de patiënten de behandeling heeft stopgezet wegens overlijden, chirurgie, behandeling voor kanker of zomaar. Ze konden ook de evolutie van de behandeling volgen. "We hebben vastgesteld dat de behandeling na twee jaar bij meer dan 60% van de patiënten was veranderd. Het is dus duidelijk dat de behandeling van LUTS over de jaren niet dezelfde blijft."De meest voorgeschreven geneesmiddelen waren alfablokkers (bijna 40%), gevolgd door 5-alfareductaseremmers (35,4%) en daarna fytotherapie. In geval van chirurgie ging het vooral om endoscopische technieken (TURP, vaporisatie, enucleatie) (81,64%) en open chirurgie (13,92%). Een interessante vaststelling is dat 15,32% van de patiënten (n = 58.891) tijdens de follow-up werd geopereerd (mediane tijd na de diagnose: 3,44 jaar). Bij de operatie waren de patiënten gemiddeld 71,1 ± 9,2 jaar oud. De Franse vorsers hebben ook ontdekt dat de tijd tussen het starten van de medische behandeling en de chirurgie langer was met fytotherapie (4,2 ± 2,8 jaar tegen 3,79 ± 2,8 jaar met alfablokkers). Deze studie is uniek in haar genre. Uit dat alles blijkt verder dat het zorgtraject van de patiënten zeer variabel is en dat het aantal patiënten gezien de toenemende levensverwachting ook zal stijgen.Venderbos L DF et al. The prevalence and progression of lower urinary tract symptoms in an ageing population - results from ERSPC Rotterdam. EAU 2017- Abstract #394Cornu JN et al. Management of LUTS in men in a nationwide cohort with 10 years follow-up: Lessons from clinical practice. EAU 2017 - Abstract #394