...

In die casus-controleonderzoeken werd het risico gemeten bij een beperkt aantal patiënten van een gegeven cohorte, enerzijds de gevallen en anderzijds de controlepersonen (personen die geen ziekteverschijnselen vertoonden op het ogenblik dat de diagnose bij de gevallen gesteld werd). Na correctie voor vertekenende factoren was het risico op osteoporose en broosheidsfractuur respectievelijk 4,50 (95% BI 3,21-6,11) en 2,16 (95% BI 1,56-3,32) keer groter bij de patiënten die tijdens het jaar voor die diagnoses het grootste aantal voorschriften voor orale corticosteroïden hadden gekregen (≥ 9 vs. 0).Eenzelfde vaststelling, maar met een duidelijk minder groot verschil wat inhalatiecorticosteroïden betreft: het risico op osteoporose was 1,60 (95% BI 1,22-2,10) keer groter en het risico op broosheidsfractuur 1,31 keer (95% BI 1,02-1,68) bij de patiënten die het grootste aantal voorschriften voor inhalatiecorticosteroïden hadden gekregen (≥ 11 vs. 0).Hoe hoger de cumulatieve dosis, des te hoger was het risico. Die resultaten wijzen er dus op dat orale corticosteroïden en in mindere mate inhalatiecorticosteroïden een onafhankelijke risicofactor zijn voor de gezondheid van het beenderstelsel bij astmalijders.Er blijkt een duidelijke correlatie te bestaan met de dosis (aantal voorschriften en cumulatieve dosis). Daarom is het raadzaam corticosteroïden voor te schrijven in de laagste dosering die volstaat om het astma onder controle te houden. Bovendien raden de laatste richtlijnen van het GINA (Global Initiative for Asthma) nu meteen een combinatie aan van een langwerkende ß2-agonist en een inhalatiecorticosteroïd zodra de medicatie moet worden geïntensiveerd. Die combinatietherapie zou dus vaker moeten worden voorgeschreven.CV Chalitsios et al. Thorax 2021; 76: 21-8. https://thorax.bmj.com/content/76/1/21