...

Lichaamsbeweging (wandelen, groepssport) wordt almaar vaker aangeraden om het welzijn te verhogen en latere problemen te voorkomen. Lichaamsbeweging zou ook veelbelovend zijn om angststoornissen te behandelen, die over het algemeen vroeg in het leven optreden. Ongeveer 10 % van de wereldbevolking vertoont een of andere angststoornis, vrouwen tweemaal vaker dan mannen. Het belang van de dosis en de intensiteit van de lichaamsbeweging en het effect van de fysieke conditie op de angst zijn echter nog niet bekend. We kennen evenmin de geslachtsspecifieke mechanismen en de duur van de effecten. Een groep van de afdeling experimentele medische wetenschappen van de Universiteit van Lund, Zweden, heeft 395 369 mensen gevolgd gedurende een periode gaande tot 21 jaar om de incidentie van angststoornissen te evalueren bij de skiërs die tussen 1989 en 2010 hadden deelgenomen aan de Vasaloppet, een ultralange skiwedstrijd (tot 90 km), en een controlegroep van mensen die niet skieden.Het risico op ontwikkeling van angststoornissen tijdens de follow-up was 58 % lager in de groep van 197 685 skiërs (mediane leeftijd 36 jaar, 38 % vrouwen), die dus een fysiek actiever leven leidden, dan bij de niet-skiërs en dat was zo zowel bij mannen als bij vrouwen.De auteurs hebben echter een duidelijk verschil vastgesteld in de correlatie tussen de geleverde prestatie gemeten aan de tijd nodig om de race af te leggen en het optreden van angststoornissen tussen mannen en vrouwen. Bij mannelijke skiërs bleek het prestatievermogen niet te correleren met een hoger risico op angst, maar de beste skiesters liepen bijna tweemaal meer kans om angststoornissen te ontwikkelen dan vrouwen die trager skieden.Een volgens de auteurs toch wel verrassende ontdekking. Verder onderzoek is wenselijk om na te gaan waarom er een correlatie bestaat tussen het prestatievermogen en het risico op angststoornissen bij vrouwen."Uit onze studie blijkt dat de relatie tussen angstsymptomen en sporten niet lineair hoeft te zijn", zegt Martine Svensson. "Misschien wordt die relatie zelf beïnvloed door andere factoren: genetische, psychologische factoren, persoonlijkheidstrekken ... Dat hebben we in onze cohorte niet kunnen onderzoeken." (referentie: Frontiers in Psychiatry, 10 september 2021, doi: 10.3389/fpsyt.2021.714014)