Waarom hebben de collega's van de South California University Medical School aan tranen gedacht om de ziekte van Parkinson op te sporen? Omdat traanvocht eiwitten bevat die worden afgescheiden door de cellen van de traanklieren onder invloed van zenuwprikkels. De ziekte van Parkinson tast niet alleen de hersenen aan, maar ook de perifere zenuwen. De Amerikaanse vorsers hebben daarom de gewaagde hypothese naar voren geschoven dat wijzigingen van de zenuwfunctie invloed zouden kunnen hebben op de samenstelling van de tranen.

Voor hun studie hebben ze traanvocht van 55 patiënten met een ziekte van Parkinson vergeleken met dat van 27 controlepersonen van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht zonder de ziekte van Parkinson. Ze hebben vier verschillende eiwitten bepaald: twee eiwitten die niet onmiddellijk iets te maken hebben met de ziekte van Parkinson, en twee andere die wel gelinkt zijn aan de ziekte van Parkinson, namelijk alfasynucleïne en een oligomeer van alfasynucleïne. Alfasynucleïne is een eiwit dat in de presynaptische zenuwuiteinden en de lewylichaampjes zit. De concentratie van alfasynucleïne in het traanvocht was veel lager bij de parkinsonpatiënten dan bij de controlepersonen (423 pg/ml vs. 704 pg/ml).

Het oligomeer van alfasynucleïne is een aggregaat dat meespeelt bij de pathogenese van de ziekte van Parkinson. De concentraties van dat oligomeer waren hoger in het traanvocht van de parkinsonpatiënten dan in dat van de controlepersonen (1,45 ng/ml vs. 0,27 ng/ml). De concentraties van de twee andere eiwitten, die niet meespelen bij de pathofysiologie van de ziekte van Parkinson, waren identiek in de twee groepen. De resultaten van deze preliminaire studie zouden nog moeten worden bevestigd door een studie bij een groter aantal patiënten en vooral moet nog worden nagegaan of die veranderingen ook optreden in een weinig gevorderd ziektestadium. Het is immers belangrijk de ziekte te diagnosticeren en te behandelen voor er motorische stoornissen optreden.

Nog een leuk weetje, omdat we toch in het mekka van de filmindustrie zitten: de studie werd gesteund door de Michael J. Foxstichting voor onderzoek naar parkinson. Een 'back to the future'. Er is inderdaad een schrijnend gebrek aan diagnostische markers van de ziekte van Parkinson in een vroeg stadium.

Ref.: Feigenbaum D. et al. Abstract S3-06, AAN 2018, Los Angeles, 22/04/2018.

Waarom hebben de collega's van de South California University Medical School aan tranen gedacht om de ziekte van Parkinson op te sporen? Omdat traanvocht eiwitten bevat die worden afgescheiden door de cellen van de traanklieren onder invloed van zenuwprikkels. De ziekte van Parkinson tast niet alleen de hersenen aan, maar ook de perifere zenuwen. De Amerikaanse vorsers hebben daarom de gewaagde hypothese naar voren geschoven dat wijzigingen van de zenuwfunctie invloed zouden kunnen hebben op de samenstelling van de tranen. Voor hun studie hebben ze traanvocht van 55 patiënten met een ziekte van Parkinson vergeleken met dat van 27 controlepersonen van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht zonder de ziekte van Parkinson. Ze hebben vier verschillende eiwitten bepaald: twee eiwitten die niet onmiddellijk iets te maken hebben met de ziekte van Parkinson, en twee andere die wel gelinkt zijn aan de ziekte van Parkinson, namelijk alfasynucleïne en een oligomeer van alfasynucleïne. Alfasynucleïne is een eiwit dat in de presynaptische zenuwuiteinden en de lewylichaampjes zit. De concentratie van alfasynucleïne in het traanvocht was veel lager bij de parkinsonpatiënten dan bij de controlepersonen (423 pg/ml vs. 704 pg/ml). Het oligomeer van alfasynucleïne is een aggregaat dat meespeelt bij de pathogenese van de ziekte van Parkinson. De concentraties van dat oligomeer waren hoger in het traanvocht van de parkinsonpatiënten dan in dat van de controlepersonen (1,45 ng/ml vs. 0,27 ng/ml). De concentraties van de twee andere eiwitten, die niet meespelen bij de pathofysiologie van de ziekte van Parkinson, waren identiek in de twee groepen. De resultaten van deze preliminaire studie zouden nog moeten worden bevestigd door een studie bij een groter aantal patiënten en vooral moet nog worden nagegaan of die veranderingen ook optreden in een weinig gevorderd ziektestadium. Het is immers belangrijk de ziekte te diagnosticeren en te behandelen voor er motorische stoornissen optreden. Nog een leuk weetje, omdat we toch in het mekka van de filmindustrie zitten: de studie werd gesteund door de Michael J. Foxstichting voor onderzoek naar parkinson. Een 'back to the future'. Er is inderdaad een schrijnend gebrek aan diagnostische markers van de ziekte van Parkinson in een vroeg stadium.Ref.: Feigenbaum D. et al. Abstract S3-06, AAN 2018, Los Angeles, 22/04/2018.