...

Voor de HPTN 078-studie hebben de vorsers een speciale rekrutering toegepast. Uitgaande van de vaststelling dat veel MSM niet worden gescreend op hiv (en dus niet weten of ze al dan niet hiv-positief zijn) of geen geschikte behandeling krijgen en dus een viremie vertonen, hebben de vorsers aan de eerste patiënten die in de studie werden opgenomen, gevraagd of er binnen hun kennissen- of vriendenkring mannen waren die niet wisten of ze al dan niet hiv-positief waren of die niet werden behandeld. Die mannen werden dan verwezen naar een referentiecentrum en opgenomen in de HPTN 078-studie. Bijna 15% van de ongeveer 1.300 patiënten die in de studie werden opgenomen, wist niet of ze al dan niet hiv-positief waren. Recentelijk werd in het tijdschrift AIDS een analyse gepubliceerd van de resistentie tegen antiretrovirale middelen bij de 142 patiënten die nog nooit waren gescreend. De prevalentie van resistentie tegen antiretrovirale middelen bleek hoog te zijn: 31%. 12% vertoonde resistentie tegen meerdere (tot 4) farmacotherapeutische categorieën, 16% was resistent tegen tenofovir en emtricitabine, 8% was resistent tegen integraseremmers en 3% vertoonde een intermediaire resistentie tegen integraseremmers van de tweede generatie. Bij multivariate analyse correleerde een vroegere antiretrovirale behandeling zeer significant met resistentie tegen één of meer antiretrovirale middelen, waarschijnlijk doordat die instabiele patiënten de behandeling weinig of niet goed hebben gevolgd en snel hebben laten vallen. Dat verhoogt altijd het risico op later optreden van resistentie. De onderzoekers concluderen dan ook dat continue bewaking van resistentie tegen antiretrovirale middelen belangrijk is en dat de screening en het retentiepercentage moeten worden verbeterd om de ontwikkeling van multiresistentie zoveel mogelijk te voorkomen. Ze raden ook aan te zoeken naar alternatieve combinaties voor PrEP en ook bevelen ze aan om al bij het starten van de behandeling resistentie tegen integraseremmers op te sporen. Dat laatste is vooral belangrijk voor integraseremmers van de eerste generatie en minder voor integraseremmers van de tweede generatie, die een duidelijk hogere resistentiebarrière hebben.Ref.: Fogel J. et al. AIDS 2020;34(1):91-101.