...

ATLAS, een studie die vrouwen niet heeft vergetenATLAS is een gerandomiseerde, multicentrische, open fase 3-non-inferioriteitsstudie, die werd uitgevoerd bij 616 hiv-geïnfecteerde patiënten met een onmeetbaar lage virale belasting (< 50 kopieën/ml) sinds gemiddeld vier jaar dankzij een klassieke perorale drievoudige combinatietherapie met twee NRTI's als backbone en een NNRTI (50% van de patiënten), een integraseremmer (33%) of een proteaseremmer (17%). De patiënten waren gemiddeld 42 jaar oud (26% > 50 jaar). Van hen was 33% vrouw en 68% blank. De patiënten werden in twee even grote groepen ingedeeld.In de eerste groep (n = 308) werd de klassieke orale drievoudige combinatietherapie voortgezet. Aan de patiënten van de tweede groep (n = 308) werd voorgesteld om over te schakelen op maandelijkse injecties van langwerkend cabotegravir en langwerkend rilpivirine. De overschakeling op de nieuwe onderhoudstherapie verliep in drie fasen. Tijdens de eerste vier weken kregen de patiënten een combinatie van cabotegravir 30 mg 1x/d en rilpivirine 25 mg 1x/d per os (om de tolerantie te testen). Daarna kregen de patiënten een eerste i.m. oplaaddosis van cabotegravir 600 mg en rilpivirine 900 mg. De volgende maand en tot week 48 kregen de patiënten dan een maandelijkse i.m. injectie van cabotegravir 400 mg en rilpivirine 600 mg. Het primaire eindpunt was het percentage patiënten met een virale belasting > 50 kopieën na 48 weken.Non-inferioriteit bewezenNa een follow-up van 48 weken hadden vijf patiënten (1,6%) van de groep die de injecties kreeg, en drie patiënten van de groep die een orale drievoudige combinatietherapie kreeg, nog een virale belasting > 50 kopieën/ml. Dat bewijst dat de tandem cabotegravir LA + rilpivirine LA als onderhoudstherapie niet minder goed is dan de klassieke orale drievoudige combinatietherapie. Een ander belangrijk resultaat van de studie betreft het aantal patiënten bij wie de virale belasting onmeetbaar laag was gebleven: 92,5% in de groep met injecties en 95,5% in de groep met een perorale onderhoudstherapie. Opnieuw non-inferioriteit dus. Bij drie patiënten van de groep die injecties kreeg, en vier patiënten uit de groep die een orale behandeling kreeg, werd een virologische mislukking gedocumenteerd. De incidentie van ernstige bijwerkingen (graad 3 of 4) was laag en vergelijkbaar in de twee behandelingsgroepen. Een belangrijk punt, waar je goed rekening mee moet houden als je een injecteerbare behandeling start, zijn de reacties op de prikplaats. Bij 20,9% van de 7.000 injecties die tijdens de 48 weken van de studie werden toegediend, zijn reacties op de plaats van injectie opgetreden, merendeels pijn (82%), maar ook noduli, induratie en zwelling. Die reacties verdwenen na enkele dagen. De frequentie ervan daalde snel bij de volgende injecties. Een laatste, belangrijk punt om te besluiten is het volgende: de vorsers hebben de patiënten die werden overgeschakeld van een klassieke orale behandeling op maandelijkse injecties gevraagd wat ze ervan vonden. Van hen vond 97% de injecteerbare behandeling beter dan de perorale. Momenteel loopt een extensiefase tot 96 weken, maar de voorliggende resultaten ondersteunen toch het therapeutische potentieel van de injecteerbare combinatie van langwerkend cabotegravir en langwerkend rilpivirine als onderhoudstherapie bij patiënten met een onmeetbaar lage virale belasting sinds meer dan zes maanden.Ref.: Swindells S. et al. Session O-13, Abstract 139, CROI 2019, Seattle.