...

'Klinische' en 'reële' dementie: een fundamenteel verschilIn vroegere studies die een hogere incidentie van cognitieve stoornissen hebben aangetoond bij hiv-geïnfecteerde patiënten, hebben vorsers zich gebaseerd op gesofisticeerde cognitieve tests om een lichte vermindering van het geheugen, de cognitieve vermogens en het nadenken op te sporen. Zo'n lichte vermindering hoeft echter geen significante invloed te hebben op het dagelijkse leven van de patiënten. Deze studie heeft de incidentie van dementie bij patiënten die in de eerstelijnsgeneeskunde werden gevolgd, geëvalueerd naargelang van de hiv-status. Het ging dus om patiënten met een dementie die reële invloed had op het dagelijkse leven van de patiënt en dat van zijn omgeving.Een studie op het terreinDe vorsers hebben alle gevallen van dementie geanalyseerd die tussen 2016 en 2019 werden geregistreerd in het Kaiser Permanente (een Amerikaanse geïntegreerde leverancier van medische zorg en verzekeraar) bij patiënten van 50 jaar of ouder. In het totaal ging het om 5.381 hiv-geïnfecteerde patiënten van gemiddeld 57 jaar en 119.022 seronegatieve patiënten van gemiddeld 58 jaar, overwegend mannen (91%) en blank (65%). 73% van de hiv-patiënten was 50-60 jaar, 23% 60-70 jaar, 4% 70-80 jaar en 0,4% was ouder dan 80 jaar. Die patiënten waren minder vaak zwaarlijvig, vertoonden minder vaak diabetes en dronken minder vaak te veel alcohol. Ze rookten echter meer, gebruikten vaker illegale drugs en hadden vaker een voorgeschiedenis van depressie of hepatitis C. Alle patiënten kregen een antiretrovirale behandeling, 97% had al geruime tijd een onmeetbaar lage viruslast, 66% had meer dan 500 CD4-cellen/mm³ en 40% had een voorgeschiedenis van ernstige immunosuppressie. De follow-up duurde gemiddeld 4,7 jaar.Dementie en hiv: hoger risico en vooral dementie op jongere leeftijdTijdens de hele studieperiode werd bij 2,2% van de hiv-geïnfecteerde patiënten een diagnose van dementie gesteld en bij 2% van de seronegatieve patiënten. De gemiddelde leeftijd waarop de diagnose werd gesteld, was 78 jaar bij de seronegatieve patiënten en 67 jaar bij de hiv-geïnfecteerde patiënten, dus 11 jaar vroeger. De overgrote meerderheid (91%) van de hiv-geïnfecteerde patiënten bij wie een diagnose van dementie werd gesteld, vertoonde op dat ogenblik een onmeetbaar lage viruslast.Bij analyse van de gegevens per leeftijdsgroep van tien jaar werd het volgende vastgesteld:Hoewel slechts 500 hiv-geïnfecteerde patiënten ouder waren dan 70 jaar en slechts 100 ouder dan 80 jaar, was het verschil zeer significant (p < 0,001). Na correctie voor de bekende risicofactoren voor dementie was het risico op dementie 58% hoger bij hiv-geïnfecteerde patiënten dan bij seronegatieve patiënten. Als de analyse werd beperkt tot de patiënten die bij inclusie in de studie een onmeetbaar lage viruslast hadden, was het verschil 50%.Naar een betere strategie voor preventie van dementieVolgens die studie uitgevoerd in het reële leven lopen hiv-geïnfecteerde patiënten ouder dan 50 jaar 58% meer kans om dement te worden dan seronegatieve patiënten en treedt de dementie bij hen ook op een jongere leeftijd op, ook na correctie voor de medische en psychiatrische comorbiditeit en de risicofactoren voor dementie. Dat hoge residuele risico is volgens de vorsers misschien toe te schrijven aan niet-corrigeerbare risicofactoren zoals de chronische ontsteking als gevolg van de hiv-infectie, hiv-infectie voor het tijdperk van de antiretrovirale middelen, hersenletsels door een voordien niet behandelde hiv-infectie en, zeer paradoxaal, de neurotoxische effecten van bepaalde antiretrovirale middelen. De vorsers pleiten dan ook voor verder onderzoek naar de risicofactoren voor dementie bij hiv-geïnfecteerde patiënten die een antiretrovirale behandeling krijgen, om een strategie uit te stippelen en prioritaire targets op te sporen om het risico op ontwikkeling van een vroege dementie te voorkomen.Ref.: Lam J. et al. AIDS 2021, Online gepubliceerd voor de papieren versie.