...

Cabotegravir + rilpivirine LA: maandelijks of om de twee maanden?Ter herinnering, de ATLAS 2-M-studie is een non-inferioriteitsstudie die de virologische werkzaamheid (behoud van een onmeetbaar lage viruslast) en de veiligheid heeft onderzocht van injecties van cabotegravir en rilpivirine met verlengde afgifte om de twee maanden versus maandelijkse injecties bij patiënten die voordien een klassieke antiretrovirale behandeling hadden gekregen.De studie is uitgevoerd bij 1.045 patiënten met een onmeetbaar lage viruslast tijdens behandeling. Ruim een derde van de patiënten (n = 391) had deelgenomen aan de ATLAS-studie (cabotegravir en rilpivirine LA om de maand). De overige 654 patiënten hadden een onmeetbaar lage viruslast met een klassieke perorale antiretrovirale behandeling. De patiënten die een klassieke antiretrovirale behandeling per os kregen, hebben eerst cabotegravir en rilpivirine per os gekregen gedurende een maand voor ze werden overgeschakeld op injecties van langwerkende preparaten, om de tolerantie te evalueren. Daarna werden de patiënten ingedeeld in twee even grote groepen, die werden behandeld met een combinatie van cabotegravir en rilpivirine LA maandelijkse of tweemaandelijkse injecties. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 42 jaar. 27% was van het vrouwelijke geslacht, 72% was blank. De resultaten na een follow-up van drie jaar werden nu op de CROI 2022 gepresenteerd.Virologische werkzaamheid na drie jaar bevestigdDe virologische werkzaamheid werd beoordeeld volgens meerdere criteria.Het percentage patiënten met een viruslast > 50 kopieën, het primaire eindpunt, was 2,7% in de groep die injecties om de twee maanden kreeg, en 1% in de groep die maandelijkse injecties kreeg. Dat bevestigt dat tweemaandelijkse injecties niet minder effectief zijn dan maandelijkse.Het percentage patiënten waarbij het virus onderdrukt bleef (< 50 kopieën/ml), een secundair eindpunt, was respectievelijk 86% en 87%.Een ander secundair eindpunt was de incidentie van bewezen virologische mislukking gedefinieerd als een viruslast hoger dan 200 kopieën/ml bij twee opeenvolgende metingen. Sinds het starten van de ATLAS 2-M-studie is slechts bij 11 patiënten (2,7%) van de groep die tweemaandelijkse injecties kreeg, en bij 2 patiënten (0,4%) van de groep die maandelijkse injecties kreeg, een virologische mislukking vastgesteld. Sinds de resultaten van 96 weken is dus nog bij twee andere patiënten een virologische mislukking vastgesteld, beiden patiënten van de groep die de tweemaandelijkse injecties kreeg. De oorzaak daarvan was het optreden van resistentie tegen rilpivirine en cabotegravir (Q148R) tijdens de behandeling, resistentie die niet bestond bij inclusie.Veiligheid en tolerantieIn vergelijking met de resultaten na 96 weken zijn geen nieuwe veiligheidsproblemen opgetreden. Het grootste probleem is en blijft de pijn op de plaats van injectie. Die pijn wordt door de patiënten licht tot matig ernstig beoordeeld en verdwijnt gemiddeld binnen drie dagen. Belangrijk ook is dat geen enkele patiënt de behandeling heeft stopgezet wegens pijn op de prikplaats.Injectie om de twee maanden = maandelijkse injectieDe nieuwe langetermijngegevens van de ATLAS 2-M-studie bevestigen dus dat bij patiënten met een onmeetbaar lage viruslast die overschakelen van een klassieke drievoudige antiretrovirale combinatietherapie op injecties van langwerkend cabotegravir en rilpivirine, toediening van de injecties om de twee maanden niet minder goed is dan maandelijkse toediening. Bij veruit de meeste patiënten blijft de viruslast onmeetbaar laag en de incidentie van bevestigde virologische mislukking is laag.Ref.: Overton E.T. et al. Abstract 479, CROI 2022.