...

Dat blijkt uit een analyse van de gegevens van 18.161 patiënten van 50 jaar of ouder die niet werden behandeld voor osteoporose (uitsluitingscriterium) en die tussen juli 2008 en december 2010 een eerste heupfractuur hadden opgelopen. Van die patiënten hadden er 3.556 nooit een protonpompremmer ingenomen. In het dossier van 13.262 patiënten werd tussen juli 2007 en juni 2011 minstens één voorschrift voor een protonpompremmer gevonden. Op grond van de voorschriften werd het aantal dagdoses berekend.De auteurs hadden daarbij de bedoeling om het risico op recidief van heupfractuur te evalueren bij volwassenen die met een protonpompremmer werden behandeld.Het risico op minstens één nieuwe heupfractuur was meer dan 50% hoger bij de patiënten die een protonpompremmer gebruikten: gecorrigeerde odds ratio (aOR) 1,58; 95% BI 1,25-2,00; p < 0,001. Het risico was het hoogst bij patiënten van 70-84 jaar die een protonpompremmer gebruikten (aOR 1,98; 95% BI 1,32-2,97; p < 0,001). Het risico was hoger bij mannen (aOR 1,99; 95% BI 1,19-3,31; p < 0,01) dan bij vrouwen (aOR 1,47; 95% BI 1,13-1,92; p < 0,01). Het was ook groter als de behandeling was gestart voor de eerste fractuur: aOR 1,65 versus 1,47 als de behandeling was gestart na de eerste fractuur.Wat de dosering en de duur van de behandeling betreft, het risico steeg significant vanaf een cumulatief aantal van meer dan 90 dagdoses en vanaf een dosering gelijk aan minstens 25% van de dosering die voor de verschillende protonpompremmers wordt aanbevolen.En wat gaan we nu met die resultaten aanvangen? Diezelfde groep had in diezelfde populatie immers al aangetoond (W Brozek et al. Osteoporosis Intern 2017; 28: 1587-95) dat het voorschrijven van een protonpompremmer na een heupfractuur de sterfte na 90 dagen drastisch verlaagde (aOR 0,23). W Brozek et al. Bone Rep. 2019; 10: 100204. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S2352187219300105