...

Een nieuwe studie heeft onderzocht waarom het risico op hepatocellulair carcinoom verhoogd blijft, ook na uitroeiing van het virus. De vorsers hebben daarvoor een grondig genetisch onderzoek uitgevoerd van leverweefsel van patiënten met een chronische HCV-infectie die nog geen behandeling hadden gekregen (n = 18), patiënten met een hepatitis C die waren behandeld met direct werkende antivirale middelen (n = 8) of interferon (n = 13), patiënten met een hepatitis B (n = 4), patiënten met een niet-alcoholische leververvetting (n = 7) en zes controlepersonen zonder leverlijden. Ze hebben daarbij gezocht naar epigenetische veranderingen veroorzaakt door het hepatitis C-virus.Ze hebben ook stalen geanalyseerd van muizen met een gehumaniseerde lever die werden geïnfecteerd door injectie van serum van HCV-geïnfecteerde patiënten die een behandeling hadden gekregen met direct werkende antivirale middelen.Het hepatitis C-virus had invloed op het genoom van de hepatocyten in de vorm van een wijziging van histon H3, een van de eiwitten die het DNA compact maken en opslaan. Die wijziging bestond in een acetylering van lysine 27 van histon H3, wat correleerde met de activiteit van de elementen die de transcriptie van het genoom in RNA en eiwitten regelen.De vorsers hebben vastgesteld dat die afwijking en de daaruit voortvloeiende gewijzigde genexpressie aanhouden na uitroeiing van het virus met direct werkende antivirale middelen of interferon. Dat verklaart waarom het risico op kanker verhoogd blijft, vooral bij patiënten met een gevorderde cirrose. Die gegevens werden gevalideerd in een aparte groep van 216 patiënten met cirrose als gevolg van hepatitis C, onder wie 27 patiënten bij wie het virus was uitgeroeid. N Hamdane et al. Gastroenterology. 2019 Mar 2. [Online gepubliceerd voor de papieren versie]. https://www.gastrojournal.org/article/S0016-5085(19)32506-5/fulltextF Carat et al. Lancet 2019 Feb 11. Online gepubliceerd voor de papieren versie.