...

We vermoeden al lang dat de darmen een belangrijke rol spelen bij de pathogenese van neurodegeneratieve en/of auto-immuunziekten zoals multipele sclerose. De oorzaken van MS zijn nog niet bekend en er bestaat ook nog geen in opzet curatieve behandeling voor. We weten nog niet goed welke factoren ertoe leiden dat het immuunsysteem de hersenen en het ruggenmerg aanvalt.Een groep van de Ruhr-Universität Bochum heeft nu een mogelijk mechanisme ontdekt. Ze vermoeden inderdaad dat omgevingsfactoren invloed uitoefenen op de darmbarrière en zo bijdragen tot een lokale activering van autoreactieve T-lymfocyten en hun migratie naar het centrale zenuwstelsel.In een muizenmodel hebben ze het eiwit Smad7 onderzocht, dat de TGF-bèta-signalisatieweg remt in de intestinale immuuncellen. Ze hebben de symptomen bij genetisch gemodificeerde muizen die bijzonder veel Smad7 in de T-cellen produceren, en die bij muizen zonder Smad7 in de T-cellen vergeleken met die bij "normale" muizen.De dieren met een hoog Smad7-gehalte in de T-cellen hebben sterke klinische symptomen van een opticospinale encefalomyelitis ontwikkeld, een ziekte die gelijkt op MS bij de mens. De T-cellen in de darmen van die dieren waren vaker geactiveerd en migreerden naar het centrale zenuwstelsel, waar ze een ontsteking veroorzaakten. Bij die dieren veranderde ook de verhouding tussen beschermende regulerende T-lymfocyten en pathogene autoreactieve T-lymfocyten. Bij de muizen zonder Smad7 daarentegen werd geen enkel klinisch teken van een MS-achtige ziekte waargenomen.Die gegevens werden bevestigd bij analyse van stalen van darmweefsel van 27 patiënten met MS en van 27 gezonde controlepersonen. Het signaaleiwit Smad7 werd vaker teruggevonden in stalen van darmslijmvlies van MS-patiënten dan die van de controlepersonen. Dat alles wijst erop dat Smad7 in intestinale T-cellen zou weleens een therapeutische target zou kunnen zijn om immuuntolerantie in de darmen te bewerkstelligen en de ontsteking in het CZS te onderdrukken bij MS.(referentie: PNAS, 3 december 2019, doi: 10.1073/pnas.1905955116)